Vrijdag 22 juni 2018.
Vanmiddag zijn we naar het NZH-Museum in Haarlem geweest.
In dit museum zijn de oude trams en bussen van de NZH
ondergebracht. Het museum wordt gerund door vrijwilligers. Het is alleen op
vrijdag en zaterdag geopend. Op andere dagen in de week wordt er aandacht
besteed aan het onderhoud en opknappen van het materieel.
Zo kwam Gea in gesprek met een van de vrijwilligers en wat
wil het geval. Deze man was een oud medewerker in dienst van het GVB. Hij heeft
gewerkt in het informatiecentrum bij het Centraal Station in Amsterdam en
daardoor herkende hij Gea.
Rijtuig B412 was één van de ooit fameuze Boedapesters.
Voor de te elektrificeren tramlijn Leiden – Den Haag – Scheveningen met doorgaande diensten naar Katwijk en Noordwijk bestelde de NZH in 1922 bij Ganz & Co – Danubius in Budapest 23 grote en kleine motor- en 27 aanhangrijtuigen. De spoorbreedte van genoemde tramlijnen was 1.435 meter ofwel normaalspoor. Aansluitend bestelde de ESM bij Ganz & Co voor de smalspoorlijn (1.00 meter) Zandvoort – Amsterdam 7 grote motor- en 13 aanhangrijtuigen. In die tijd was een bestelling van totaal 70 rijtuigen van een ongekende grootte.
De rijtuigen kregen in het midden een groot balkon met twee toegangen. Zij hadden een ruim en aantrekkelijk interieur en de rijeigenschappen waren voortreffelijk. Al snel kregen ze de bijnaam Boedapesters, naar de plaats waar ze gebouwd waren. Op zowel de lijn Leiden – Den Haag als op Zandvoort – Amsterdam trok een motorwagen één of twee aanhangrijtuigen.
Op
31 augustus 1957 eindigde de tramdienst op de lijn Zandvoort –
Amsterdam. Aanhangrijtuig B464 werd op 19/20 september 1957 overgebracht
naar Harfsen. Het gemeentebestuur stemde niet in met een tramrijtuig op
een particulier terrein, waarom de B464 een jaar later verhuisde naar
Groede in Zeeland. Ook de gemeente Oostburg wilde uiteindelijk de tram
weghebben. In 1973 verhuisde de B464 naar Leiden om op 13 november 1976
overgebracht te worden naar een loods op het terrein van Starlift in
Voorburg.
Halte Aardenhout
Motorrijtuig A37 is ontstaan na verbouwingen van de eerste 8 motorwagens uit 1899 voor de lijn Zandvoort – Haarlem.
In 1899 werden voor de toen aangelegde tramlijn Zandvoort – Haarlem door de firma Beijnes uit Haarlem 8 motorwagens voor de ENET (Eerste Nederlandsche Electrische Tram-Maatschappij) gebouwd, genummerd 31 – 38. Na samenvoeging van deze lijn in 1905 met de tramlijn Haarlem – Amsterdam van de ESM (Electrische Spoorweg-Maatschappij) gingen er doorgaande trams tussen Zandvoort en Amsterdam rijden.
In 1899 werden voor de toen aangelegde tramlijn Zandvoort – Haarlem door de firma Beijnes uit Haarlem 8 motorwagens voor de ENET (Eerste Nederlandsche Electrische Tram-Maatschappij) gebouwd, genummerd 31 – 38. Na samenvoeging van deze lijn in 1905 met de tramlijn Haarlem – Amsterdam van de ESM (Electrische Spoorweg-Maatschappij) gingen er doorgaande trams tussen Zandvoort en Amsterdam rijden.
Om Amerikaanse toeristen door Europa te vervoeren werden in 1966 luxe toerbussen gekocht.
Door de vorm en de kleur in combinatie met toepassing van de aluminium zijflanken, de achterin geplaatste motor en het luxe interieur wijkt deze bus sterk af van wat de NZH in de jaren zestig aanschafte. Dat klopt: de bus is ontworpen als touringcar en is van Amerikaans – Belgische makelij.
Euro Transport Nederland, een samenwerking van Eurotransports S.A. in Luxemburg en NZH, kocht in 1966 bij Bus & Car in Brugge 16 Eagle-bussen om Amerikaanse toeristen door Europa te vervoeren. In 1972 eindigde het project, mede omdat de bussen niet voldeden. 8 Bussen werden aan Traen in Brugge (België) verkocht. De overige 8 bussen werden door de NZH ingezet op de NS-busdienst van Amsterdam naar Den Haag, later lijn 89. In 1976 werden ook deze bussen verkocht naar Brugge.
Museumbus 118 is identiek aan de 16 bussen waarmee de NZH heeft gereden, maar heeft geen deel uitgemaakt van de NZH-vloot. De bus is in oktober 1997 door het museum gekocht vanwege de bijzondere episode die de bus in de toergeschiedenis van de NZH vertegenwoordigt.
2014-09-22, Stichting NZH Vervoer Museum Holland, ex VAD 6511, DAF MB200 Den Oudsten, Haarlem
De laatste inzet van deze bus was bij de Koninklijke
Marechaussee. In 1984 echter als VAD 6511 in dienst gesteld. In 1994
getransformeerd in Midnet 6511 waarna in september 1998 de overgang
plaatsvond naar het AZC Eexterveenschekanaal.
AUTOBUS 5372
Autobus 5372 is een kortere bus, gebouwd voor de stadslijnen in Haarlem.
In 1965 verschijnt met autobus 5372 een nieuw type bus voor de stadslijnen in Haarlem. De bus van busbouwer Verheul (met de V en de tijger op de kop) uit Waddinxveen maakt deel uit van een serie van 21 bussen (5354 – 5374), die de Holland Coach stadsbussen gaan vervangen.
De bus is van een geheel nieuw en modern ontwerp. De motor is van hetzelfde type als in de grote Leyland A-road-lijnbussen. Door zijn overcapaciteit trekt de korte bus vlot accelererend door het drukke stadsverkeer. Verder valt de nieuwe kop met een grote vlakke voorruit zonder middenstijl en daarboven de schuin voorover geplaatste filmkast op.
Het interieur is licht en ruim en meer dan voorheen afgestemd op het karakter van een stadsbus: meer staan- en minder zitplaatsen, rug-aan-rug-plaatsen op de wielkasten en hoge zijramen zonder klapraampjes die de staande passagiers maximaal uitzicht bieden.
Bus 5372 is met zijn 20 seriegenoten -ook wel bekend als de grijze Cubs- tot in 1968 aan het GVB Amsterdam verhuurd geweest. Het GVB had namelijk dringend bussen nodig.
Nog een kleine bijkomstigheid. In de begin jaren 1970 heb gesolliciteerd bij de NZH. In dit traject moest ik ook bewijzen dat ik een bus kon besturen. Dit ging redelijk goed totdat ik een verkeerde straat in reed die eigenlijk te smal was om een bus te laten rijden. Met gevolg dat ik werd afgewezen. Later ben ik bij de gemeentepolitie Amsterdam gaan werken en heb meerdere malen met een bus gereden.
AUTOBUS 8970
Bus 8970 staat bekend als de CABRIO.
Begin jaren ’90 van de vorige eeuw prikkelt de directie van de NZH haar afdeling Vervoersontwikkeling met de vraag: hebben jullie ideeën om meer tevreden reizigers in onze bussen te krijgen?
De NZH onderhoudt in de zomer enkele zomerlijnen zoals de lijn Castricum NS-Castricum aan Zee. De NZH wil badgasten een op de zomer afgestemd product aanbieden. Zo ontstaat het voorstel om een oude bus om te bouwen tot een open bus, waar een deel van het dak ontbreekt. In de bus koesteren reizigers zich in de zomerzon en genieten van de frisse wind tijdens de rit.
Het idee wordt omarmd en in de Haarlemse NZH-garage zetten de techneuten de zaag in een geschikte bus, standaardwagen 8970. Deze bus, met chassis en motor van DAF, is in 1980 door de Belgische bussenbouwer van Hool gebouwd. Waarom van Hool? In 1980 moeten zoveel bussen in Nederland gebouwd worden, dat de industrie een deel van de bestelling uit moeten besteden aan bussenbouwers in België.
De tot cabrio verbouwde bus rijdt in de zomer van 1994 met veel succes zijn eerste ritten tussen strand en het station van Castricum. Behalve voor het strandverkeer wordt de bus ook ingezet voor festiviteiten en de intocht van Sinterklaas. In 2003 draagt Connexxion de bus over aan ons museum.
Begin jaren ’90 van de vorige eeuw prikkelt de directie van de NZH haar afdeling Vervoersontwikkeling met de vraag: hebben jullie ideeën om meer tevreden reizigers in onze bussen te krijgen?
De NZH onderhoudt in de zomer enkele zomerlijnen zoals de lijn Castricum NS-Castricum aan Zee. De NZH wil badgasten een op de zomer afgestemd product aanbieden. Zo ontstaat het voorstel om een oude bus om te bouwen tot een open bus, waar een deel van het dak ontbreekt. In de bus koesteren reizigers zich in de zomerzon en genieten van de frisse wind tijdens de rit.
Het idee wordt omarmd en in de Haarlemse NZH-garage zetten de techneuten de zaag in een geschikte bus, standaardwagen 8970. Deze bus, met chassis en motor van DAF, is in 1980 door de Belgische bussenbouwer van Hool gebouwd. Waarom van Hool? In 1980 moeten zoveel bussen in Nederland gebouwd worden, dat de industrie een deel van de bestelling uit moeten besteden aan bussenbouwers in België.
De tot cabrio verbouwde bus rijdt in de zomer van 1994 met veel succes zijn eerste ritten tussen strand en het station van Castricum. Behalve voor het strandverkeer wordt de bus ook ingezet voor festiviteiten en de intocht van Sinterklaas. In 2003 draagt Connexxion de bus over aan ons museum.
Deze Ward la France is aan het eind van de 2e wereldoorlog door de amerikanen gedumpt en daarna bij de NZH terechtgekomen. Het was evenwel niet de enige kraanwagen die in Nederland in gebruiuk was genomen. Bij de toenmalige Gemeentepolitie Amsterdam was men ook in het bezit gekomen van een Ward la France. Deze werd gebruikt om vrachtwagens, welke bij een aanrijding betrokken was gekomen, weg te slepen. Het mooiste was, dat als je met spoed naar een plaats des onheils werd gestuurd je daarvoor de nodige tijd moest meerekenen. De toipsnelheid was om en nabij 30 á 35 km/uur. Maar hij was wel oersterk. Een trekker met oplegger was een peuileschilletje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten