woensdag 30 augustus 2023

IJsselmeer Special "De Gouden Cirkel'

Een 6-daagse cruise over het IJsselmeer met de Salvinia van Feenstra Riviercruises.


De Salvinia maakt gebruik van beeldschermen met informatie over de reis, zowel in de hut alsmede in de lounge.

 

Het vaarschema is voor;

Maandag 7 augustus 2023; 09.30 uur vertrek van Arnhem naar Kampen. 18.00 uur aankomst in Kampen.

Dinsdag 8 augustus 2023; 06.00 uur vertrek van Kampen richting Lelystad. 09.00 uur aankomst in Lelystad. 12.00 uur vertrek vanuit Lelystad. 15.00 uur aankomst in Lemmer. 18.30 uur vertrek uit Lemmer. 21.00 uur aankomst in Enkhuizen.

Woensdag 9 augustus 2023; 12.30 vertrek uit Enkhuizen naar Stavoren. 14.00 uur aankomst in Stavoren. 18.30 uur vertrek vanuit Stavoren. 20.00 uur aankomst in Medemblik.

Donderdag 10 augustus 2023; 13.00 uur vertrek vanuit Medemblik. 16.00 uur aankomst in Hoorn.

Vrijdag 11 augustus 2023; 06.00 uur vertrek vanuit Hoorn richting Wijk bij Duurstede. 14.00 uur aankomst in Wijk bij Duurstede.

Zaterdag 12 augustus 2023; 09.00 uur vertrek vanuit Wijk bij Duurstede naar Arnhem. 14.00 uur aankomst in Arnhem.

Zondag 6 augustus 2023

De treinreis naar Arnhem is voorspoedig verlopen. Floor Out heeft ons naar het station Sloterdijk gebracht. Rond half zeven zijn we in Arnhem aangekomen. Bij de Burgerking een hamburger genomen en om kwart voor acht de taxi naar de Salvinia aan de Rijnkade. Onze hut is bijna hetzelfde als op de Horizon.

Maandag 7 augustus 2023

Een goed verzorgd ontbijt zorgt ervoor dat we dag door kunnen gaan. We zijn om half tien vertrokken naar Kampen en komen om 18.00 uur in Kampen aan. Na het ontbijt kwam de kapitein een praatje houden over de in en outs van de Salvinia. Hierna kwam de hotelmanager uitleg geven over de excursies voor de rest van de week. We hebben ons niet voor alle excursies ingeschreven, dit omdat we voor enkele excursies in het bezit zijn van een museumkaart jaarkaart. Onze interesse gaat onder meer uit naar een bus rondrit in Lemmer, een rondrit in Stavoren en in Wijk bij Duurstede is een stadswandeling gepland.

We varen over de IJssel langs verschillende plaatsen. Zoals Doesburg, waar we in 2020 zijn geweest. De volgende grote plaats is Zutphen, hier staat in de planning om daar in het voorjaar van 2024 een paar dagen te vertoeven.

De loop van de rivier de IJssel volgt de vallei tussen de Veluwe in het westen en de Sallandse Heuvelrug in het oosten, die het IJsseldal genoemd wordt. Van Deventer tot voorbij Hattem vormt de rivier de grens tussen Gelderland en Overijssel, maar doordat gedeelten van dat traject geheel op Overijssels grondgebied liggen (bij Deventer, Olst en Wijhe), is er wat Overijssels grondgebied aan de linkeroever. Het traject voorbij Hattem is geheel Overijssels. De lengte van de IJssel is 127 km, het is de langste rivier die uitsluitend over Nederlands grondgebied stroomt.

De voornaamste steden aan de IJssel zijn Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen. Andere historische plaatsen aan de IJssel zijn Doesburg, Bronkhorst en Hattem.

Zutphen ontstond in de Romeinse tijd als Germaanse nederzetting op een rivierduinencomplex. De nederzetting van de Frankische stam der Chamaven was vermoedelijk al vanaf het begin versterkt: twee parallelle, 5 meter brede en twee meter diepe V-vormige grachten sneden een strategisch puntje van het rivierduin bij de monding van de Berkel in de IJssel af. De plaats is al meer dan 1700 jaar continu bewoond en is een van de oudste steden van Nederland. De naam Zutphen is ontstaan uit Zuidvenne, een rivierduinencomplex te midden van drassige weidegronden.

De nederzetting bleef in de vroege middeleeuwen op het huidige 's-Gravenhof bestaan, dit in tegenstelling tot veel andere woonplaatsen in de Volks-verhuizingentijd. Na de incorporatie van de IJsselstreek bij het Frankische rijk rond 800 werd Zutphen een bestuurlijk centrum van de graven van Hamaland.

Deventer

Op het huidige grondgebied van de gemeente Deventer zijn restanten gevonden uit de Romeinse tijd. In het stadsdeel Colmschate lag in de Romeinse tijd een Germaanse nederzetting. Tijdens opgravingen zijn Romeinse munten uit de 3e en 4e eeuw gevonden, evenals een beeldje van de Romeinse godin Victoria.

 

De Proosdij uit 1130 is het oudste stenen woonhuis van Nederland.

Vanaf de 8e eeuw is de plek waar Deventer nu ligt vrijwel continu bewoond. De IJssel speelde een belangrijke rol voor jagers, vissers, boeren en veehouders, die zich vestigden op de oever. Waarschijnlijk is de stad gesticht door de later heilig verklaarde Angelsaksische missionaris Lebuinus (Liafwin), die in 768 de IJssel overstak, en een houten kerkje stichtte op de plek waar nu de naar hem genoemde Grote of Lebuinuskerk staat. Deventer bleef een religieus centrum binnen het bisdom Utrecht en ontwikkelde zich tot de hoofdplaats van het Oversticht.

Tussen 1000 en 1500 werd Deventer een bloeiende handelsplaats, die deel uitmaakte van het Hanzeverbond. Met name in de 11e en 12e eeuw vormde het samen met Tiel een zeer belangrijke handelsplaats. Deventer was ook een havenstad. Grote schepen konden aan de kade aanleggen. De Schipbeek mondde vroeger uit aan de zuidkant van het centrum en vormde een natuurlijke haven. In deze periode werd de verdedigingswal tegen Vikingaanvallen, waar de stad al in 882 mee begonnen was, uitgebreid met stadsmuren, torens en poorten. Er waren vijf grote en een groot aantal kleinere stadspoorten.

Deventer was een belangrijk centrum voor religieuze hervorming, met name doordat het de geboorteplaats is van Geert Grote, grondlegger van de beweging van de Moderne Devotie die van grote invloed was op Thomas a Kempis en later op Desiderius Erasmus. De destijds wijd en zijd bekende Latijnse School van Deventer, waar zij alle drie les hebben gehad, speelde hierin een belangrijke rol en kende haar glorietijd van 1483 tot 1498 onder het rectoraat van Alexander Hegius, de belangrijkste leerling van Rudolf Agricola. Tot ongeveer 1500 was de stad het belangrijkste humanistische boekdrukcentrum van Noord-Europa.

Het stratenpatroon van Deventer op deze kaart uit 1652 is vandaag de dag nog ongewijzigd.

Al vanaf de Middeleeuwen strekte het bestuur van Deventer zich niet alleen uit tot de grenzen van de stad zelf, maar ook tot een ruim gebied buiten de vesting. In deze zogenoemde Wigbold, plattelandsgebied bestaande uit weiden en tuinderijen, gold het stadsrecht. 

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Deventer in 1591 na een tien dagen durend beleg veroverd door Staatse troepen onder bevel van prins Maurits. Het bestuur van de stad kwam toen in handen van protestanten. Na deze reformatie werd de band tussen de Latijnse School en de katholieke kerk verbroken. Daarnaast werd met behulp van een erfenis het Athenaeum Illustre opgericht dat vervolgstudie-mogelijkheden bood aan leerlingen van de Latijnse School.

Gedurende de middeleeuwen waren Deventer, Zwolle en Kampen uitgegroeid tot de hoofdsteden van Overijssel, die elkaar beconcurreerden maar ook genoodzaakt waren tot samenwerking. Vanaf 1317 was er al sprake van een bondgenootschap. Na de Tachtigjarige Oorlog werd Overijssel een gewest van de Republiek der Verenigde Nederlanden met een eigen bestuur. De Gedeputeerde Staten van Overijssel vergaderden beurtelings in elk van de drie steden. In 1632 werd hiervoor in Deventer het Landshuis gebouwd, dat werd gebruikt totdat in de Franse Tijd Zwolle als hoofdstad van het Departement van den Ouden IJssel werd aangewezen en nadien ook de enige hoofdstad van Overijssel werd.

 De voormalige Binnen-Vispoort in de 19e eeuw.

In 1783 werd in Deventer een vrijkorps opgericht met radicaal-liberale ideeën: het volk moest meer invloed krijgen op het bestuur. In 1795 brak de Franse tijd aan, waarmee in heel Nederland de beginselen van vrijheid, gelijkheid en broederschap werden ingevoerd. Op 4 mei 1809 bracht koning Lodewijk Napoleon een bezoek aan Deventer. Deventer werd in 1851 een gemeente in de zin van de gemeentewet uit 1848. Na de invoering van de vestingwet (1874) werden de Nederlands steden ontheven van hun plicht om hun vestingwerken te onderhouden en mocht ook het tot die tijd direct buiten de oude vesting vrij te houden schootsveld bebouwd worden. De eerste wijken die hier eind 19e eeuw ontstonden waren de Molenbelt en de Ossenweerd. De eerste industrie werd gevestigd aan de zuidoostkant van de oude vesting, langs de spoorlijn en de oude haven, en wat later ook aan de noordwestzijde langs de IJssel.

De tarwemeelfabriek van Noury & van der Lande

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Deventer verschillende malen door de geallieerden gebombardeerd, met honderden burgerslachtoffers als gevolg. Van de circa 11.000 woningen bleven er slechts 2500 onbeschadigd. Met name het gebied rond de strategisch belangrijke bruggen werd door bommen getroffen; ook het historisch stadscentrum liep daarbij grote schade op.

Veel schade veroorzaakten ook neerstortende Duitse V1-vliegende bommen. Deze werden ten oosten van de stad afgeschoten, waren bestemd voor Engeland, maar verlieten soms defect hun baan. In 1942 telde Deventer bijna 500 Joden van wie de meesten in het Noordenbergkwartier woonden. Een groot aantal van hen werd gedeporteerd en keerde niet terug. Vlak voor het moment van de daadwerkelijke bevrijding op 10 april 1945 vond in de stad het Twentol-drama plaats, waarbij zeven verzetsstrijders om het leven kwamen. Na de Tweede Wereldoorlog werd hard gewerkt aan de wederopbouw. Naast de bruggen voor het weg- en spoorvervoer werd een sluis aangelegd, de Prins Bernhardsluis, om zo de binnenvaart te bevorderen. Sinds 1951 verbindt deze de IJssel met het basiskanaal.

Vanwege de politieke verhoudingen werd Deventer in de 20e eeuw door sommigen 'Moskou aan de IJssel' genoemd. De bevolking bestond tot in de jaren zeventig voor een groot deel uit arbeiders die werkzaam waren in de grote textiel-, metaal-, en andere fabrieken.

Eind jaren vijftig had de bebouwing de grenzen van de gemeente bereikt. In 1960 werd voor verdere uitbreiding daarvan het deel van de gemeente Diepenveen geannexeerd dat nu de wijken Keizerslanden, Borgele en de Platvoet, alle drie gerealiseerd in de jaren zestig, beslaat; alles bij elkaar grofweg het gebied tot aan (bewesten) de Zandwetering.

Nadat eind jaren zestig een plan om de stad uit te breiden over de IJssel, het zogeheten Dubbelstadplan, niet haalbaar werd geacht, richtte Deventer zijn blik weer naar het oosten: in 1974 werd wederom een deel van Diepenveen geannexeerd. Op 1 januari 1999 werd de gemeente Diepenveen opgeheven en bij Deventer gevoegd. Op 1 januari 2005 gebeurde hetzelfde met de gemeente Bathmen. 

Na de lunch zijn we Deventer gepasseerd. Een van de spektakels in Deventer is het jaarlijkse Dickens Festijn.

Zoals Peter Sadler, de stadsomroeper van het Engelse Rochester in zijn gedicht beschreef, is Charles Dickens (1812-1870) nooit in Deventer geweest. Hij wist misschien niet eens waar het lag. Op hun beurt hadden 19e-eeuwse Deventenaren nog nooit van de Engelse schrijver gehoord. Toch wordt de binnenstad dit jaar voor de 27e omgetoverd tot een klein stukje Engeland zoals beschreven in zijn boeken.

Koopzondag

Het begon allemaal in de zomer van 1991, toen de gemeente besloot dat er in december extra koopzondagen zouden komen. Emmy Strik en haar man Jan hebben een antiekwinkel in de Walstraat. “Als we dan toch op zondag open moeten, dan wil ik er iets leuks van maken!” dacht ze toen.

En zo kreeg Emmy het idee voor het festijn. De initiatiefneemster heeft haar liefde voor Engeland van haar vader, die groot fan was van het land. Hij nam zijn dochter er vrijwel elk jaar mee naartoe en thuis in de boekenkast stond een flinke verzameling Dickens boeken.

Dickentian Christmas

A Christmas Carol is een van de bekendste kerstverhalen ter wereld. Het gaat over de vrek Scrooge, die een hekel heeft aan kerst, zijn familie en eigenlijk alles en iedereen, maar uiteindelijk verandert in een zachtaardige man die zich inzet voor zijn medemens. “Dickens was de grondlegger van kerst zoals we het nu kennen,” vertelt Emmy. “En wat is er nu betoverender dan een Dickentian Christmas?”

Vanaf het eerste jaar is het festijn al een succes. Bezoekers komen uit heel Nederland, Duitsland, België en zelfs Engeland. Soms staan ze meer dan een uur in de rij om de ruim 950 Dickens personages te bekijken. Volgens Emmy is het zo populair door de tijd van het jaar: “Tijdens de feestdagen zijn mensen ontvankelijk voor de romantiek van de verhalen. In de zomer hoef je het niet te organiseren. En natuurlijk zijn de straten prachtig, als uit een sprookje. Het perfecte decor voor Dickens.”

Deventer staat ook op ons lijstje om daar een paar dagen door te brengen.

Om drie uur wordt de koffie en thee geserveerd. De verzorging aan boord is erg goed. Om vier uur wordt er een competitie gehouden met sjoelen, niet echt ons ding. We gaan wel kijken en dan weten we wel wie er gewonnen heeft.

Nog voor het diner zijn we Kampen ingegaan en hebben geld kunnen pinnen. In het oude stadje zijn nog vele gebouwen uit het verleden overgebleven, hier hebben we een behoorlijk aantal foto’s genomen.

 Kampen rond de negentiende eeuw.

Oudestraat in de richting van de nieuwe toren.  

Wie Kampen zegt, zegt Kamper Uien. Daarmee bedoelen we niet het bolgewas waarvan je tranen in de ogen krijgt, maar verhalen die de domheid van de inwoners van de stad Kampen zouden aantonen. Het gaat hierbij om een bepaald genre van folkloristische vertellingen. Mensen hebben er altijd genoegen in geschept om een andere stam, dorp, stad of compleet volksdeel belachelijk te maken.

Koe aan de toren

Een bekende Kamper Ui is "De koe aan de toren". De bouw van de Nieuwe Toren in Kampen stagneerde, waardoor er gras begon te groeien op de trans. Dat was een uitgelezen kans voor een koe om dit malse voer weg te vreten. Dus werd een koe met de kop in een lus de toren opgehesen. "Kijk", riepen de Kampenaren. "De koe heeft er veel zin in. Ze steekt de tong al uit de bek."


 




Bloemen pracht in Kampen

 

 

 

 

De Koornmarktspoort (rechts) is een stadspoort in de stadsmuur van de Nederlandse stad Kampen en tevens de oudste. De achterzijde van de poort grenst aan de Koornmarkt, de voorzijde aan de IJssel, waar het deel uitmaakt van het beroemde Kamper IJsselfront. Voorheen was de poort wit bepleisterd maar is tegenwoordig teruggebracht in de oorspronkelijke staat.


 Aan de IJsselkade staat een beeldje van de Lantaarndrager, welke door de bevolking is aangeboden aan de Oranje Vereniging t.g.v. het 70-jarig bestaan. 

De Salvinia ligt aangemeerd aan de IJsselkade.

Vandaag hebben we een welkomst diner geserveerd gekregen. Na het diner heeft de hotelmanager uitleg gegeven over de zaken die ons de volgende dag te wachten staat. Vervolgens hebben we deelgenomen aan een muziekquiz. Helaas we zijn niet in de prijzen gevallen.

Dinsdag 8 augustus 2023

Om 09.00 uur zijn we in Lelystad aangekomen. Lelystad is een van de jongste woonplaatsen van Nederland. Daardoor is zijn geschiedenis een korte, maar wel goed gedocumenteerde. Lelystad ligt in Oostelijk Flevoland, de derde polder van het plan Lely. De Wieringermeer is de eerste, de Noordoostpolder is de tweede en Zuidelijk Flevoland de vierde polder. Oorspronkelijk zou Lely's Zuiderzeeproject worden afgerond met de Markerwaard, maar de vijfde polder is er nooit gekomen.

De eerste bewoners kwamen op 28 september 1967 en op 1 januari 1980 werd Lelystad een gemeente. De gemeente telt 83.192 inwoners (31 januari 2023, bron: CBS). Tot aan de instelling van de provincie Flevoland op 9 januari 1986 was de Flevopolder niet provinciaal ingedeeld.

We zijn aangelegd aan de Marker strekdam. Hier vandaan is het een stukje lopen naar de aanlegplaats van de Batavia. 

De Batavia was een Nederlands spiegelretourschip van de VOC uit de 17e eeuw. Het wrak bevindt zich momenteel in een museum in Fremantle, Australië. De Batavia werd tussen 1627 en 1628 op de Peperwerf in Amsterdam gebouwd. In de jaren 1985-1995 is een reconstructie gebouwd die te bezichtigen is op de Bataviawerf te Lelystad.

Het schip vertrok voor het eerst op 29 oktober 1628, onder bevel van schipper Adriaen Jakobsz met als reisdoel Batavia. Eigenlijk was de leider van de expeditie opperkoopman François Pelsaert. De schipper was verantwoordelijk voor de goede vaart, maar hij moest wel bevelen aanvaarden van de opperkoopman.

Op 14 april 1629 kwam het schip aan op Kaap de Goede Hoop om te foerageren. Na acht dagen vertrok het weer. In de vroege ochtend van 4 juni 1629 sloeg het schip lek op Morning Reef van de Wallabi-groep voor de Australische westkust. Een deel van de opvarenden bleef achter op enkele eilandjes, terwijl een andere groep met een sloep naar Batavia zeilde om hulp te halen. Voordat de redding arriveerde, was onder de achtergeblevenen muiterij uitgebroken waarbij 120 mensen werden vermoord.


 

 Kanonnen aan boord van de Batavia.

De Batavia had 24 gietijzeren kanonnen aan boord.

 Zeemansgraf.

Een zeemansgraf betekent dat een overledene op volle zee overboord gezet wordt. Het lichaam wordt in zee geschoven, soms nadat het in een doek is genaaid en verzwaard met kogels of zand. De procedure kan gepaard gaan met een ritueel zoals ook op het land gebruikelijk is: een toespraak, gebed enz.

 Weverij

Het originele 17de eeuwse weefgetouw, welke de Batavia werf in bruikleen heeft, komt van de rolrederij P.H. Kaars Sijpesteijn uit Krommenie. In het 17de eeuwse Krommenie werd de organisatie van honderden thuisweverijen door rolreders gedaan. Deze zogenaamde rolreders zorgden voor de garens, stelden de weefgetouwen ter beschikking aan de wevers en leverden de rollen zeildoek aan de zeilmakers op de scheepswerven. Opeenvolgende generaties van de familie Kaars (vanaf 1812 familie Kaars Sijpesteijn) waren rolreders. Als de weefsels klaar waren werden deze rollen doek op kwaliteit gecontroleerd en verzegeld met loodjes. Bij het bergen van de oorspronkelijke Batavia zijn een aantal van deze loodjes gevonden Een leuk detail is dat het bouwjaar van dit weefgetouw en van de Batavia erg dicht bij elkaar liggen. De Batavia is gebouwd in 1628 en het weefgetouw is van 1625. Aangezien 50 tot 75% van het zeildoek voor de VOC in de 17de eeuw in Krommenie werd geweven is de kans dan ook zeker aanwezig dat het oorspronkelijke Batavia zeildoek hier ook gefabriceerd is.

                                                                        Zeilmakerij

In deze ruimte worden zeilen voor veel verschillende historische schepen met de hand gemaakt. Om een indruk te geven van het formaat van sommige zeilen, zie je in de zeilmakerij aan het plafond het opgerolde grootzeil van de Batavia. Het zeil is helemaal met de hand gemaakt. Naast zeilen voor grote schepen worden hier ook miniatuurzeilen voor scheepsmodellen gemaakt. Bijvoorbeeld de zeilen voor het model van de Zeven Provinciën. Maar niet alleen het aan elkaar naaien van de banen doek gebeurt hier. Op een nagebouwd weefgetouw wordt ook zeildoek gemaakt. De grondstoffen van het zeildoek zijn voornamelijk vlas en hennep. Afgelopen jaar waren ze op de zeilmakerij bijvoorbeeld bezig met de zeilen voor de reconstructie van de Witte Swaen, het expeditie schip van Willem Barentsz uit 1569. Het schip wordt in de haven van Harlingen nagebouwd en is bekend van het spannende verhaal van de reis en de barre overwintering op Nova Zembla.

                                                     Schaalmodel van de hut van de kapitein.

In 2010 werd dit bijzondere kunstwerk in Lelystad onthuld. "Exposure" is een echte blikvanger. Het kunstwerk is van veraf te herkennen aan de transparante menselijke vorm. De hurkende man past goed in de stijl van Antony Gormley die menselijke vorm vaker als uitgangspunt neemt. "Exposure" bevindt zich op de dijk in Lelystad, op de grens tussen water en land. Het kunstwerk is gemaakt van de metalen structuren die je ook in elektriciteitspalen in Flevoland ziet en bestaat uit meer dan 1800 unieke staven van thermisch verzinkt staal. Interessant om te weten: Het kunstwerk weegt 60.000 kilo en werd met maar liefst zeven vrachtwagens naar Nederland gebracht! In de volksmond heet het beeld ‘de hurkende man’ en ‘de poepende man’. De figuur is een westerling, natuurvolken zitten dieper als ze ontspannen en langdurig op deze manier zitten.

We zouden om 12 uur vanaf Lelystad naar Lemmer vertrekken, ware het niet dat het weer roet in het eten heeft gegooid. De wind was zodanig dat we niet van de kant konden komen en genoodzaakt waren te wachten totdat de wind enigszins ging liggen. Als alternatief werd gekozen voor een rondrit in de Noord-Oost-Polder. De route was door allerlei dorpen. Bij sommige boerderijen kon men crashpalen zien. Deze duiden aan dat ofwel daar een wrak van een neergestorte vliegtuig uit de tweede wereldoorlog te vinden is oftewel een scheepswrak dat in de Zuiderzee gezonken is.


Crashpaal neergestorte vliegtuig

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanduiding scheepswrak    

In Giethoorn zijn we via smalle weggetjes uitgekomen bij het café-restaurant De Otterskooi. Binnen het etablissement hing vol met spreuken.


 

Bij terugkomst aan boord zijn net op tijd voor het diner. Daarna wordt de informatie betreffende volgende dag besproken. De kapitein is begonnen met de oversteek naar Enkhuizen. Op het programma voor de volgende dag staat een excursie naar het Zuiderzee museum en een busrit vanuit Stavoren.

Woensdag 9 augustus 2023.

We zijn gearriveerd in Enkhuizen. De Salvinia is aangemeerd aan de Tritondam.


Na het ontbijt zijn we lopend naar het Binnen Zuiderzeemuseum. Het buiten museum hebben we al eerder meermalen bezocht. En met onze Museumjaarkaart kunnen we zonder problemen naar binnen.


Het binnen museum bestaat uit onder andere een schepenhal met dertien echte schepen die op de Zuiderzee hebben gevaren, waaronder drie grote vissersboten en onder meer de boeier Sperwer. Verder zijn er in de andere zalen van het Binnen museum tijdelijke en vaste tentoonstellingen te zien die op een of andere manier met de Zuiderzee te maken hebben. Zo zijn er scheepsmodellen, klederdrachten, schilderijen en gebruiksvoorwerpen te zien van het Zuiderzeegebied.


Binnentuin. Tevens toegang tot het binnen museum. In de tuin bevindt zich een beeld van “de engel met trompet”.

In het Zuiderzeemuseum vind je de grootste museale collectie schepen van Nederland. Ooit voeren deze schepen over de voormalige Zuiderzee, nu zijn ze te zien in het museum. De ijzeren schepen liggen in de haven van het buitenmuseum en de belangrijkste houten schepen in de Schepenhal. Zo zijn er scheepsmodellen, klederdrachten, schilderijen en gebruiksvoorwerpen te zien van het Zuiderzeegebied.



            Werkkamer Cornelis Lely, in bruikleen door de achterkleinzoon Jan Lely.

                                            Daar in het kleine café aan de haven.

Tegeltableau van de vlootrevue op de Zuiderzee op 3 augustus 1900. Uitvoering van het Plan-Lely (1891) zou ten koste gaan van de visserij op de Zuiderzee. Om er voor te zorgen dat de visserij-belangen niet zouden worden genegeerd, organiseerden de Zuiderzeevissers op 3 augustus 1900 bij Pampus een grote vlootrevue van vissersvaartuigen.

Het indrukwekkende schouwspel werd onder andere gadegeslagen door koningin Emma en koningin Wilhelmina. Dit tableau maakte deel uit van de inrichting van de viswinkel van Eibert Bunte aan de Lange Viestraat 24 te Utrecht.

Terug naar de Salvinia, want om half een wordt de lunch geserveerd en worden de trossen los gegooid om te vertrekken naar Stavoren.

Op de terugweg naar de boot hebben we nog wat foto’s gemaakt in Enkhuizen.

Blauwpoortsbrus


Dromedarisbrug met zicht op de Dromedaris

 

 

 

 

 

 

 

 

 Om twee uur arriveren we in Stavoren.

Om kwart over twee staat de bus klaar om ons de omgeving van Stavoren te laten zien.

De oudste vermelding van Stavoren dateert uit de 11e eeuw: de plaatsnaam wordt dan als Stavrom geschreven. Alternatieve spellingswijzen zijn stavervn (1057), staveron (1090), staveren (1077), Stauero (1145), Stavoren (1245) en Starum (1474). De naam van de stad is naar alle waarschijnlijkheid afgeleid van het Oudfriese staver (vergelijk Nederlands staaf) en moet gezien worden binnen de context van een aanlegplaats (meerpalen) voor schepen.

Tot 1979 was de officiële naam van de stad Staveren. Dat jaar besloot de toenmalige gemeente dat de naam Stavoren bekender, maar vooral herkenbaarder was, en werd de plaatsnaam veranderd. Volgens de Friese oud-burgemeester van Workum en Sneek, Bernhard van Haersma Buma, is de naam Stavoren historisch onjuist

Circa 300 v.Chr. was er reeds bewoning langs een waterloop, waarschijnlijk De Nagele.

In de Frankische tijd was het de hoofdplaats van Zuidergo. Stavoren diende als uitvalsbasis voor de monnik Odulfus die de Friezen opnieuw moest kerstenen. In de loop van de 9e eeuw kwam Stavoren op als handelsplaats. In 991 werd Stavoren geplunderd door Deense Vikingen.

Vanaf 837 heeft in Stavoren een klooster gestaan, het Sint-Odulphusklooster, maar door een zware storm is het klooster vergaan.

In de 11e eeuw kreeg Stavoren van de Brunonen stadsrechten, die tussen 1058 en 1068 door graaf Egbert de eerste met toestemming van keizer Hendrik V zijn verleend. Stavoren was destijds een belangrijke handelsstad. De grootschippers en kooplieden onderhielden belangrijke handelsrelaties met de landen rond de Oostzee.

In 1285 werd Stavoren lid van de Hanze. De schippers uit Stavoren genoten bij passage van de Sont een oud voorrecht; bij de tolheffing werd hun voorrang verleend, wat een flinke tijdwinst opleverde. Bij de Oostzeehandel speelde de Amsterdamse haven een belangrijke rol. Holland was met een snel groeiende bevolking voor de voedselvoorziening aangewezen op graanimporten uit de Oostzeelanden. De schippers uit Friesland waren voor Holland om die reden van levensbelang.

Bij oorlogen tussen Holland en Friesland koos Stavoren dan ook dikwijls partij voor Holland, en in 1292 ontving de plaats stadsrechten van graaf Floris V van Holland. Bij de slag bij Warns, ook wel aangeduid als de slag bij Stavoren, koos Stavoren echter de Friese zijde.

Aan het einde van de middeleeuwen raakte de stad in verval. De haven verzandde en bij de graanhandel speelde Stavoren geen rol van betekenis meer. Op dit feit is het verhaal Het Vrouwtje van Stavoren gebaseerd. Na deze tijd van verval kwamen er in de 17e en 18e eeuw weer betere tijden met zeevaart naar verre landen. Maar in de 19e eeuw ging de stad verder achteruit. Van de eens zo internationale haven bleef niet veel over.

Het vrouwtje van Stavoren of De weduwe van Staveren (Fries: Starum) is een sage die pas in de 19e eeuw zijn huidige vorm kreeg. 

Een van de versies van de sage vertelt van een rijke koopmansweduwe in Stavoren die woonde in een huis met gouden vloeren en zilveren muren. Ze bezat meer schepen dan alle kooplieden van de stad tezamen en werd met de dag rijker.

Ondanks haar enorme rijkdom was ze niet tevreden, ze wilde het kostbaarste bezit dat er te vinden was en stuurde een schipper eropuit om dat te halen. Deze kwam na lang zoeken thuis met een lading graan uit Danzig, dat hem waardevoller dan goud leek. Het vrouwtje zag het niet als het waardevolste dat er bestond. Woedend vroeg ze: "Aan welke zijde heb je het graan ontvangen?" "Aan stuurboordzijde." "Gooi het dan aan bakboordzijde in zee!" Een voorbijganger die dat hoorde zei haar dat niet te doen; zou ze ooit zelf in de bedelstand vervallen, dan zou haar het graan wel goud toeschijnen. Hierop haalde zij de gouden ring van haar vinger en gooide hem met een grote boog in zee. 

Ze voegde hieraan toe: "Net zomin dat ik deze gouden ring ooit nog terug zal zien, zal ik in de bedelstand vervallen." Op een dag kwam een van haar dienaren naar haar met een gevangen vis, met in de maag van die vis haar eigen gouden ring. Vanaf dat moment keerde haar lot. Ten slotte eindigde zij in grote armoede.

De bustoer had een tussenstop in Bolsward. Bij Hotel de Wijnberg aan het Marktplein hebben we genoten van een verfrissing. Waarna we een wandeling hebben gemaakt over de Appelmarkt. Op de hoek van Marktstraat en de Wipstraat staat het voormalige statige stadhuis. Het stadhuis van Bolsward is een voormalig gemeentehuis in de Nederlandse stad Bolsward. Gebouwd in de 17e eeuw is in het sinds 2021 in gebruik als gemeenteloket, café en bibliotheek.


Op de terugweg naar de boot, we moeten daar om vóór half zeven zijn, zijn we langs het hotel Boschlust in Oudemirdum gereden.

Om half zeven bestaat het diner uit Indonesische gerechten. Tevens zal de Salvinia vertrekken uit Stavoren om aankomen in Medemblik. Kwart voor negen worden we verwacht plaats te nemen in de salon voor de informatie betreffende de volgende dag. Iets waar we allemaal op zaten te wachten is de Bingo. Helaas voor ons geen prijs.

Donderdag 10 augustus 2023

Na het ontbijt begint de excursie met de Citytours door Medemblik. We vetrekken vanaf het Stadhuis van Medemblik en gaan door de Nieuwestraat langs de Bakkerijmuseum “De Oude Bakkerij”. Bakkerijmuseum De Oude Bakkerij is het lekkerste museum van Nederland! In de schatkamers van de bakker hangt de sfeer van vroeger en de geur van verse koek. Voor kinderen zijn er lekkere activiteiten.


Terug in de tijd. Bij binnenkomst klingelt de deurbel en zet je meteen een stap terug in de tijd. De oude winkel, een bedrijvige bakkerij en nog meer demonstratieruimtes met chocolade, marsepein, suikerwerk en ijs. Zie hoe ze het maken en verwerken tot een lekkernij óf tot eetbaar kunstwerk.

Smakelijke activiteiten. Voor kinderen zijn er altijd lekkere activiteiten, en dat zonder extra kosten en zonder reserveren. Gewoon handen uit de mouwen en de bakker helpen. Ook voor volwassenen is het bakkerijmuseum hét adres voor een (smakelijke) informatie over bijna vergeten historische bakkerstechnieken! Een heerlijk geurig feest van herkenning.

Via de Pekelhaven komen we uit bij het Kasteel Radboud c.q. Kasteel Medemblik. Kasteel Medemblik is een van de vele kastelen in de provincie Noord-Holland, die gebouwd werden mede in opdracht van Floris V. Het kasteel was een zogenoemde dwangburcht want Floris wilde niet alleen een dam opwerpen tegen de veelvuldige infiltraties in zijn gebied door de Friezen, maar ook steunpunten hebben van waaruit hij de pas onderworpen West-Friezen onder de duim kon houden. Kasteel Medemblik wordt ook wel Kasteel Radboud genoemd, omdat het volgens de legende zou zijn gebouwd op de funderingen van de burcht van koning Radboud van de Friezen, die volgens de Divisiekroniek (1517) van Cornelius Aurelius in Medemblik zijn koninklijke woonstede zou hebben gehad. 

Oorspronkelijk had het kasteel in grote lijnen dezelfde plattegrond als het Muiderslot. Daarvan resteren nog twee woonvleugels, twee vierkante torens en een ronde hoektoren. De rest is in de loop der eeuwen verdwenen, alleen de contouren zijn nog zichtbaar.

Tijdens het Tweede beleg van Medemblik in 1517 werd het kasteel belegerd door de Friese rebellenlegers van Pier Gerlofs Donia en Wijerd Jelckama.

Na 1578 werden er stadswallen aangelegd en verloor het kasteel zijn functie als verdedigingswerk en toevluchtsoord; het raakte in verval. Er heeft nooit een adellijk geslacht gewoond op het kasteel. Van 1890 tot 1897 zijn restauraties uitgevoerd, onder leiding van P.J.H.Cuypers.

Kasteel Radboud was van 1889 tot 15 januari 2016 eigendom van de Nederlandse staat en viel destijds onder de Rijksgebouwendienst. Het monument is op 15 januari 2016 overgedragen aan de Nationale Monumentenorganisatie.

Op 4 september 1939 werd Rembrandts schilderij De Nachtwacht hier tijdelijk in veiligheid gebracht, voordat het in mei 1940 naar een bunker in de duinen bij Castricum verhuisde.

We vervolgen onze rondrit over de Oosterdijk naar het Nederlands Stoommachinemuseum.

Het Stoomgemaal Vier Noorder Koggen, waarin sinds 1985 het Nederlands Stoommachinemuseum is gevestigd, is een stoomgemaal waarvan het eerste deel gereed kwam in 1869 gelegen aan het IJsselmeer bij de stad Medemblik in de Nederlandse provincie Noord-Holland.

Door inklinking van de grond in de polders had het waterschap Vier Noorder Koggen 24 poldermolens nodig die in molengangen het water trapsgewijs op de toenmalige Zuiderzee uitsloegen. Vijftien daarvan stonden op de Oosterdijk bij Medemblik. Toen ook in Nederland het gebruik van stoomkracht in zwang kwam kregen de windmolens in 1869 gezelschap van een stoomgemaal. Dat was een oplossing voor windstille periodes. Oorspronkelijk werd het gemaal uitgerust met twee vijzels en twee schepraderen die het door de poldermolens opgevoerde water in de Zuiderzee spuiden. In 1897 werd de capaciteit vergroot door de plaatsing van vier centrifugaalpompen die uit het Verenigd Koninkrijk werden geïmporteerd. In 1908 volgde uitbreiding met een centrifugaalpomp die, aangedreven door een gasmotor, 400 kuub water per minuut kon verplaatsen. De windmolens waren nu geheel overbodig geworden. In 1925 verving men de motor door een nieuwe stoommachine, waarvoor ook de hoge schoorsteen werd gebouwd. Het gemaal had nu een capaciteit van 800.000 liter water per minuut.


De stoommachines hebben dienstgedaan tot de voltooiing van een elektrisch gemaal te Onderdijk in 1975. Vanaf 1976 werd het stoomgemaal nog nauwelijks gebruikt en in 1977 werd het volledig buiten gebruik genomen. In 1985 werd het gebouw als onderkomen voor het Nederlands Stoommachinemuseum in gebruik genomen. In 2010 zegde het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier toe 6,8 miljoen euro beschikbaar te stellen om het gemaal, dat sinds 1975 een rijksmonument is, op te knappen. Tevens werd het in gereedheid gebracht om als noodgemaal te kunnen dienen bij ernstige wateroverlast. Op 29 juni 2013 werd het stoomgemaal na renovatie weer onder stoom gebracht en in werking gesteld.

Via via komen we uit bij de molen “De Herder”. De Herder is een achtkante, met riet gedekte stellingmolen en staat in Medemblik. Het is een bovenkruier en heeft twee koppel maalstenen. Tot 1947 stond op dezelfde plek een eerdere molen, deze is toen afgebroken omdat hij allang niet meer werkte en niet meer nodig was. Bij de herbouw kon men daar dus geen gebruik meer van maken. Toch is de molen met diverse oude onderdelen gebouwd: 

Het houten achtkant is in 1695 gebouwd in Wormer en had vanaf 1904 in Willeskop dienstgedaan als oliemolen. In 1986 is deze molenromp naar Medemblik gehaald toen men serieus over herbouw was gaan denken, de grote houten balken konden toen nog worden gereviseerd en gebruikt.

De molen maalt graan op vrijwillige basis en is van april tot oktober regelmatig te bezichtigen. In de wintermaanden is de molenwinkel geopend. De molen is rijksmonument (op basis van de oude onderdelen die hij bevat).

Het kruiwerk loopt op houten rollen.

En dat is dan tevens het einde van de rondrit. Het is inmiddels tijd voor de lunch. Om 13.00 uur is ons volgende uitstapje gepland. Een ritje met de stoomtram naar Hoorn.

De stoomtram kent vanuit Medemblik de navolgende stations;

Opperdoes

Station Opperdoes (afkorting Os) is het spoorwegstation in het Westfriese Opperdoes. Het station is van het standaardtype van de Hollands Noorderkwartier, dateert uit 1887 en is gelegen aan de in datzelfde jaar geopende spoorlijn Hoorn – Medemblik van de voormalige Locaalspoorweg-maatschappij Hollands Noorderkwartier.

Het station werd geopend op 3 november 1887 en gesloten voor reizigersvervoer op 1 januari 1936. Van 29 mei 1940 tot 5 januari 1941 was het weer geopend voor reizigersvervoer. Het goederenvervoer bleef bestaan tot 1972. Daarna heeft de Stoomtram Hoorn Medemblik nog tot 1980 goederen van en naar Opperdoes vervoerd.

De eerste rit van de Stoomtram Hoorn-Medemblik (SHM) vond plaats op 23 mei 1968. Sinds 1969 is er een regelmatige stoomtramdienst. Het gebouw staat op de monumentenlijst en is inmiddels eigendom van de Stoomtram. In de jaren negentig is het stationsgebouw in oude staat gerestaureerd en sindsdien in gebruik bij de SHM. Het adres is De Kaag 2.

Twisk

Station Twisk (afkorting Tk) is het spoorwegstation van de Westfriese plaats Twisk, in de buurtschap Het Westeinde. Het station is van het standaardtype van de HN, dateert uit 1887 en is gelegen aan de in datzelfde jaar geopende spoorlijn Hoorn-Medemblik van de voormalige Locaalspoorwegmaatschappij Hollands Noorderkwartier.

Het station werd geopend op 3 november 1887 en gesloten voor reizigersvervoer op 1 januari 1936. Van 29 mei 1940 tot 5 januari 1941 was het weer geopend voor reizigersvervoer. Het goederenvervoer bleef bestaan tot 1972. De eerste rit van de stoomtram Hoorn-Medemblik vond plaats op 23 mei 1968. Sinds 1969 is er een regelmatige stoomtramdienst.

Wognum-Nibbixwoud

Station Wognum-Nibbixwoud (afkorting Wn) is het spoorwegstation in het Westfriese Wognum. Het station is van het standaardtype van de HN, dateert uit 1887 en is gelegen aan de in datzelfde jaar geopende spoorlijn Hoorn – Medemblik van de voormalige Locaalspoorwegmaatschappij Hollands Noorderkwartier.

 Het station werd geopend op 3 november 1887 en gesloten voor reizigersvervoer op 1 januari 1936. Van 1898 tot 1930 was Wognum tevens eindpunt van de Tramlijn Wognum - Schagen van de Stoomtramweg Maatschappij West Friesland (SMWF).

Van 29 mei 1940 tot 5 januari 1941 was het weer geopend voor reizigersvervoer. Het goederenvervoer bleef bestaan tot 1972. De eerste rit van de Stoomtram Hoorn-Medemblik vond plaats op 23 mei 1968. Sinds 1969 is er een regelmatige stoomtramdienst.

Het gebouw staat op de monumentenlijst en is inmiddels eigendom van de Stoomtram. In de jaren negentig is het stationsgebouw in oude staat gerestaureerd en sindsdien in gebruik bij de SHM. Het voormalige station bevindt zich aan de Spoorstraat 2.

Abbekerk - Lambertschaag

Station Abbekerk-Lambertschaag (afkorting Alb) is het spoorwegstation in het Westfriese Abbekerk. Het station is van het standaardtype van de HN, dateert uit 1887 en is gelegen aan de in datzelfde jaar geopende spoorlijn Hoorn – Medemblik van de voormalige Locaalspoorweg-maatschappij Hollands Noorderkwartier.

Het station werd geopend op 3 november 1887 en gesloten voor reizigersvervoer op 1 januari 1936. Van 29 mei 1940 tot 5 januari 1941 was het weer geopend voor reizigersvervoer. Het station bleef geopend voor goederenvervoer tot 1965. De eerste rit van de Museumstoomtram Hoorn - Medemblik vond plaats op 23 mei 1968. Sinds 1969 is er een regelmatige stoomtramdienst, die hier geen stopplaats heeft.

Het gebouw was in gebruik als particuliere woning en is daarbij voorzien van een groene plamuurlaag. Het voormalige station bevindt zich aan de Stationsbuurt 1-3. De gemeente-raad van Medemblik heeft op 10 september 2007 besloten om het stationsgebouw aan te kopen.

In januari 2020 is dit station door de gemeente verkocht aan de museumstoomtram. Er wordt naar gestreefd een provinciale monumentenstatus te verwerven. Het gebouw zal worden gerenoveerd en bewoonbaar gemaakt. Het is van de nu vier identieke stations, die de musemstoomtram bezit verreweg het meest vergaand verbouwde exemplaar. Op langere termijn zal het worden terug gerestaureerd in de oorspronkelijke vorm.

Hoorn en tevens eindstation

Het Tramstation Hoorn van de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik bevindt zich bij het Transferium aan de noordzijde van het emplacement van het Station Hoorn. De stoomtram maakt gebruik van het voormalige goederen- en rangeeremplacement. Het tramstation is door middel van een traverse verbonden met het NS-station.

Sinds 1987 staat op het emplacement te Hoorn het (nooit voltooide) stationsgebouw van de SHM. In 2015 is het station uitgebreid en verbouwd in de stijl van het vroegere tramstation te Coevorden. Hiervoor werd een bijdrage verkregen van de BankGiro Loterij. Het gebouw werd in juli 2015 in gebruik genomen. Het vernieuwde en uitgebreide station is geschikt voor het ontvangen van de inmiddels jaarlijks meer dan 100.000 bezoekers van de Museumstoomtram. Bij het stationsgebouw ligt het perron waar de stoomtrams vertrekken.

Naast het stationsgebouw prijkt het voormalige seinhuis uit Kesteren. Het bouwjaar is 1897 en in 1997 werd het na verhuizing in Hoorn in gebruik genomen. De mechanische beveiligingsapparatuur is in werkende staat en aangepast voor de bediening van wissels en seinen op het SHM-emplacement. Het handeltoestel is van het type HSM.

Voorts bevindt zich bij het tramstation het depot van de SHM, waarin de locomotieven gestald worden en waar tevens onderhouds- en restauratiewerkzaamheden plaatsvinden. Deze loods werd in de jaren twintig gebouwd als onderdak voor NS-motorwagens die ter vervanging van stoomtreinen op de lijnen in de omgeving van Hoorn werden ingezet. Sinds 1968 dient deze loods als onderkomen voor de stoomtram. Er naast bevindt zich het kolenpark. Op het emplacement staan ook twee rijtuigloodsen waarin het historische trammaterieel gestald wordt.

Op het station van Wognum-Nibbixwoud kwamen we de veldwachter tegen. Handhaver van de openbare orde.

Op het station Hoorn is tevens het seinhuis te bewonderen.

Het seinhuis van de Museumstoomtram Hoorn Medemblik stond oorspronkelijk in Kesteren. Het werd in 1897 gebouwd in opdracht van de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij bij de aansluiting van de spoorlijn naar Amersfoort op de lijn Nijmegen – Geldermalsen – Dordrecht. Vermoedelijk is het een standaard-type.

Herbouw
Direct na de buitendienststelling van de klassieke beveiliging in juni 1983 is het seinhuis door medewerkers van de Museumstoomtram gedemonteerd. In het begin van 1985 is begonnen met de herbouw in Hoorn. Daarbij is gebruik gemaakt van tekeningen van een soortgelijk seinhuis. Gedurende het project is veel houtwerk vernieuwd. De beschadigingen van een beschieting in 1944 bleken soms maar provisorisch te zijn hersteld.
Een paar planken met authentieke gaten zijn bewaard als tentoonstellingsobject.

Interieur
Het interieur van het seinhuis in Hoorn is zoveel mogelijk intact gerestaureerd in de oorspronkelijke toestand. De treindienstleider controleert vanuit het seinhuis de tramdienst tussen Hoorn en Medemblik en de seinhuiswachter bedient met het handeltoestel de seinen en wissels op het emplacement in Hoorn. Op de meeste dagen zijn deze functies overigens in één persoon gecombineerd.

Van het station Hoorn naar de aanlegplaats van Salvinia is ong. 1,5 km lopen. Tot onze verbazing was de Salvinia nog niet aangekomen. Wel lag de Zonnebloem op de aanlegplaats. Even later kwam ook de Salvinia naast de Zonnebloem aanleggen. Middels een doorsteek konden we aan boord komen. Hierbij werd in de salon een High Tea geserveerd. De tijd tussen de High Tea en het diner lag wel kort achter elkaar.

Na het diner was er een mogelijkheid om een avondwandeling te maken door Hoorn. Wij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

Rond acht uur werden we verder geïnformeerd over het programma voor vrijdag.

Vrijdag 11 augustus 2023

De Salvinia vertrekt om 06.00 uur om naar de volgende stop Wijk bij Duurstede te gaan. We worden rond 14.00 uur in Wijk bij Duurstede aan te komen.

Om 11.00 uur worden we geïnformeerd over het uitschepen in Arnhem.








De tocht naar Wijk bij Duurstede voert ons over het Markermeer, richting de Oranjesluizen Amsterdam.

We passeren in het Markermeer het Vuurtoreneiland. Het Vuurtoreneiland is een eilandje in het IJmeer net uit de kust van de polder IJdoorn bij Durgerdam. Het is in 1701 aangelegd om een lichtbaken te kunnen plaatsen, Hoek van 't IJ. In 1885 werd het eiland vergroot voor de Kustbatterij bij Durgerdam.

Vuurtoreneiland is een uniek stukje natuur in eigen stad. In een ruig landschap vind je loslopende dieren, zeldzame flora, een vervallen fort en Amsterdams’ enige vuurtoren. Gelegen in het Markermeer bij Durgerdam, is Vuurtoreneiland alleen per schip te bereiken.

Aan de drukte van de schepen kun je merken dat we de Oranje Sluizen naderen.


Aan de rechterzijde de kleinere sluis en aan de linkerzijde de nieuwe Prins Willem-Alexander sluis.

De geschiedenis van de Oranjesluizen.

Na lange discussies ging in 1865 de eerste spade de grond in voor het Noordzeekanaal. Tegelijk werd begonnen met de bouw van de Oranjesluizen. Om de waterstand in het kanaal goed te kunnen regelen, was het noodzakelijk om het IJ aan de oostzijde af te sluiten van de Zuiderzee. Aanvankelijk wilde men dat doen met een dam met slechts één sluis erin en een stoomgemaal. Op aandringen van Amsterdammers en van binnenschippers werd besloten het aantal sluizen te verhogen tot drie, zodat scheepvaart tussen Amsterdam en de Zuiderzee goed mogelijk bleef. Justus Dirks maakte het ontwerp, en De Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij, de onderneming die de bouw van het kanaal leidde, stelde de waterbouwkundige Johannis de Rijke aan als opzichter van de bouw van de Oranjesluizen. Koning Willem III legde op 29 april 1870 de eerste steen. Er was toen al vijf jaar met veel tegenslag gewerkt aan de aanleg van de kistdam die het grootste deel van de afsluiting vormde. Op 25 september 1872 voer het eerste schip door de sluis.

Voor het personeel (sluismeester, ingenieur, kantonnier en sluisknechten) werden in totaal 23 woningen ten noorden van de sluizen (tegen Schellingwoude aan) gebouwd. Het stoomgemaal aan de noordkant van de sluizen werd al in 1895 vervangen door een nieuwe aan de zuidkant. En in 1975 werd dit weer vervangen door een elektrisch gemaal bij de Sluizen van IJmuiden. Op de fundamenten van het eerste stoomgemaal is in 1975 een vispassage gemaakt.

In 1909 werd ten noorden van de sluizen een telegraaf- en hulppostkantoor gericht op binnenvaartschippers (naar ontwerp van rijksbouwmeester Cornelis Peters) gebouwd.

Door toenemende drukte in de jaren 70 en 80 van de 20e eeuw ontstonden soms gevaarlijke situaties wanneer beroepsvaart en plezierschepen door dezelfde sluis wilden.

Bovendien waren binnenvaartschepen sinds 1872 aanzienlijk groter geworden. Daarom werd een aparte sluis gebouwd voor de binnenvaart, de Prins Willem-Alexandersluis. Deze werd in 1995 geopend.

Tussen 1997 en 2000 werd het oude complex ingrijpend gerenoveerd en gemoderniseerd: de fundering werd vernieuwd en de sluizen kregen dubbelkerende deuren. De sluis is nu gereserveerd voor de recreatievaart. Een kunstwerk herinnert aan de renovatie.

Vooruit kijkend hebben we uitzicht op het IJ. 

Van links naar rechts het centraal station, het havengebouw, de A’DAM toren, het voormalige Shell toren.

We gaan linksaf om het Zeeburgereiland, waar voorheen de Rioolzuiveringsinrichting het eiland domineerde. Na sloop van het oude rioolzuiveringscomplex kwam er op de vrijkomende locatie ruimte voor woningbouw, hier is de Sportheldenbuurt gebouwd. In juli 2012 zijn de eerste heipalen voor de woningbouw geslagen. In 2013 en 2014 kwamen de eerste door zelfbouwers gerealiseerde woningen gereed. Drie grote silo's van de rioolzuivering zijn gehandhaafd.

Varende onder de Amsterdamse brug dan wel de Schellingwouderbrug, komen we op het Amsterdam-Rijnkanaal. In vroeger tijden was er ook nog een stormvloedkering, deze is jaren geleden alweer gesloopt. 

Het Amsterdam-Rijnkanaal is een kanaal in Nederland, tussen Amsterdam en Tiel (van het IJ naar de Waal). Het verbindt de Amsterdamse haven met het Ruhrgebied (Duitsland) en is het drukst bevaren kanaal van de wereld. Er varen ongeveer 100.000 schepen per jaar over het kanaal. Het kanaal is 72 kilometer lang, 100 tot 120 meter breed en 6 tot 9 meter diep. We passeren een aantal riviertjes zoals; de Diem, Muidertrekvaart, de Gaasp, de Vecht, het Merwedekanaal, Leidse Rijn, de Lek. 

 

Om 14.00 uur zijn we aangekomen in Wijk bij Duurstede. We liggen aangemeerd aan de haven van Wijk bij Duurstede.

Na de lunch, om 14.15 staat er een Stadswandeling door Wijk bij Duurstede gepland. Komende vanaf de Haven van Wijk bij Duurstede begint de stads-wandeling naar de Dijkstraat. We komen daar de Hollandse Molen. Deze unieke op een stadspoort (Leuterpoort) gebouwde molen wordt ten onrechte ook wel De molen van Ruysdael genoemd. De molen op het schilderij van Ruysdael is echter een torenmolen iets westelijker tegen de stadswal te Wijk bij Duurstede, waarvan de fundamenten nog steeds zijn te vinden in Langs de Wal, tegenover huisnummer 53.

 

Runmolen
De korenmolen Rijn en Lek is oorspronkelijk in 1659-1660 gebouwd in opdracht van Antony van Eyndhoven als runmolen. Run is fijngemalen eikenschors dat in het proces van het leerlooien als grondstof wordt gebruikt. Al heel lang is de molen als korenmolen met twee koppel maalstenen ingericht. Tussen 1786 en 1924 was hij eigendom van nazaten van Antony de Heus.

De Hollandsche Molen
In 1924 stond de Rijn en Lek, toen eigendom van Melis de Heus (1893-1978), te koop en dreigde de sloop van deze unieke walpoortmolen. Een plaatselijke comité verzette zich hiertegen en stelde in 1929 de toen jonge Vereniging De Hollandse Molen in Amsterdam in staat om de molen en de poort te kopen. In 1934 werd in opdracht van de De Hollandsche Molen de eerste restauratie uitgevoerd.

Restauraties
Op 6 september 1944 sloeg de molen tijdens een zware storm op hol. Bij pogingen om de molen tot stilstand te krijgen liep hij zware schade op, onder meer aan de koningsspil en het bovenwiel. In 1959 brak er door een storm een roede, die in 1960 werd hersteld. Verdere restauraties volgden in 1964, 1980-1981, 1995 en 1997-1998.

Sinds 1972 bedienen vrijwillig molenaars veelvuldig de molen.

Dit is de plek waar de Molen van Ruysdael heeft gestaan.

Dit molenrestant is een van de meest bijzondere die er bestaat; niet zo zeer op zich, maar wel vanwege de betekenis. Het betreft namelijk de ruïne van de molen die buiten twijfel de bekendste van Nederland is, te weten van de ‘molen van Ruysdael’, zo genoemd omdat het schilderij van deze molen, tussen 1668 en 1682 vervaardigd door Jacob van Ruysdael, behorend tot de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam. Wereldberoemd en als één van de topstukken van de Hollandse schilderkunst. Lange tijd gold het schilderij als een weergave van de nog bestaande molen Rijn en Lek, maar H. Hijmans in zijn boek Wijk bij Duurstede (Rotterdam-‘s-Gravenhage 1951) identificeert hij de molen als een molen bij de Vrouwenpoort in die plaats.

In officiële stukken wordt hij aangeduid als de ‘molen op de toren’, één van de beide dwangmolens van de stad. Op de bekende kaart van Jacob van Deventer van omstreeks 1550 wordt maar één molen aangegeven, een standerdmolen buiten de Veldpoort. Als dat juist is dan zou de molen pas na 1550 zijn gebouwd. In een acte van 17 april 1555 wordt wel gesproken van een ‘wijnt ende rosmolen binnen die stadt Wyck pin den lande van Utrecht’. Het ligt voor de hand om de veronderstellen dat dit dus niet de molen buiten de Veldpoort kan zijn, maar onmogelijk is het niet. In 1644 krijgt Hendrik Herbertsz. van Meurs toestemming om een molen op de Han Loyentoren bij de Vrouwenpoort te mogen bouwen. Dat zou betekenen dat de molen van Ruysdael toen of korte tijd later is gebouwd. In 1786 koopt Anthonij de Heus zowel de molen buiten de Veldpoort als de molen bij de Vrouwenpoort, omschreven als ‘binnen deese stad aan de muur’ In 1817 zou de molen in opdracht van het stadsbestuur zijn gesloopt. Op de eerste kadastrale kaart van omstreeks 1825 staat de plaats van de molen dan ook omschreven als schuur, welke eigendom blijkt te zijn van de timmerman Andries Scheerdorp. Lange tijd is het restant van de beroemde molen van buitenaf onzichtbaar geweest in de timmerwinkel, later in gebruik als kolenschuur. Nu is het weer van buitenaf zichtbaar, afgesloten met een ijzeren hek.

Aan het einde van de Langs de Wal komen we bij de Kasteelpoort of te wel Hoederspoort van het kasteel Duurstede.

De geschiedenis van het kasteel gaat terug tot de vroege 13e eeuw toen de graaf van Bentheim een versterkt huis, gelegen nabij de plek waar vroeger Dorestad lag, in leen gaf aan het geslacht van Abcoude. In 1270 bouwde Zweder I van Abcoude een zware bakstenen woontoren (die er nu ook nog staat). Het huis bleef tot 1449 in het bezit van het geslacht van Abcoude, toen werd het onder dwang verkocht aan de bisschop van Utrecht en kwam uiteindelijk in het bezit van het Sticht.

Bisschop David van Bourgondië, die het kasteel tussen 1459 en 1496 in bezit had, liet het kasteel grondig verbouwen. Hierbij werd de oude donjon volledig ingesloten door nieuwbouw. Tijdens deze verbouwing werd ook de nu nog intacte Bourgondische toren gebouwd. De opvolgers van David, Frederik IV van Baden en Filips van Bourgondië, gebruikten het kasteel ook als hun residentie.

De laatste grote uitbreiding van het kasteel vond plaats in 1577. Toen werd er een aarden, gebastionneerde omwalling om het kasteel opgeworpen. Hoewel het kasteel in 1640 nog in goede staat verkeerde, verviel het ergens in de tweede helft van de 17e eeuw compleet tot een ruïne. Op een prent uit 1700 blijkt dat er al niet veel meer over was van het eens zo trotse gebouw. Deze teloorgang was het gevolg van bezuinigingen en verwaarlozing van de kant van het Sticht, en door vernielingen door Franse troepen tijdens het rampjaar 1672.

Een algemeen misverstand berust op de aanname dat de Franse troepen Kasteel Duurstede vernield zouden hebben. Het Kasteel, dat geen directe bedreiging vormde, is ongemoeid gelaten door de Franse troepen. Als gevolg van de zware vernielingen van Wijk bij Duurstede zijn de stenen van het toentertijd vervallen Kasteel Duurstede hergebruikt voor de wederopbouw van de stad.

In de muur is een gevelsteen aangebracht van het kasteel Duurstede.

 

 

 







De Mazijk is het bijzonder fraaie groene hart van Wijk bij Duurstede. Een heerlijk plekje waar je, op het terras van café ’t Hoff, onder het genot van een kopje koffie of een fris biertje in alle rust kunt genieten van de prachtige omgeving en waar oude aangrenzende woningen prachtig zijn gerestaureerd. Vroeg in het jaar kun je de ooievaars zien die een nest hebben gebouwd op één van de woningen aan de Volderstraat. De muren rechts en links van de weg zijn enige jaren geleden met oude baksteen volledig gerenoveerd. De meeste leilinden zijn vervangen door nieuwe, slechts enkele zijn behouden gebleven. Kortom, één van de mooiste plekjes van Wijk bij Duurstede waar de sfeer van tientallen jaren geleden nog steeds voortbestaat.

De rondleiding eindigt op de grote markt, waar we bij café De Engel een kopje thee met wat lekkers kunnen nuttigen. Hierna worden we opgevangen door een tweede gids die ons in de Grote Kerk zal rondleiden.

De Grote Kerk was gewijd aan St. Johannes de Doper. Het eerste wat ons opvalt is de afgevlakte toren.

Historische kerk met indrukwekkende, onvoltooide toren. Oorspronkelijk gewijd aan St. Johannes de Doper. De toren had een bekroning moeten krijgen, die leek op die van de Domtoren in Utrecht.

De historie van de bouw van de Grote Kerk te Wijk bij Duurstede begint omstreeks 1300, toen een kleine eenbeukige kruiskerk werd gebouwd. Deze kerk had een vrijstaande toren. In het begin van de 15e eeuw werden de zijbeuken aangebouwd. De kerk werd toen een driebeukige hallenkerk. Bisschop David van Bourgondië ( ± 1427 - 1496) gaf in 1486 opdracht tot de bouw van de huidige laatgotische bakstenen toren en vergroting van de kerk. Omstreeks 1523 is het dwarsschip gereedgekomen. Er werden ook stenen gewelven aangebracht. Dit gebeurde in 1532 ook boven de noordbeuk. Bij het schip en de zuidbeuk is dit niet meer gerealiseerd. In 1579 is het koor van de kerk door brand verwoest en nooit meer opgebouwd. In 1593 zijn op de dichtgemetselde oostelijke muur van de kerk de Tien Geboden geschilderd. 

Deze schildering is onder een dikke kalklaag gekomen tijden de kerkrestauratie van 1968-1976. In de noordbeuk van de kerk hangen wapenborden uit de 18e eeuw. Op de borden komen de wapens voor van predikanten, ouderlingen en diakenen die in die tijd in de kerk hebben gediend In de zuidbeuk staan restanten van regerings- of herenbanken. In deze banken die werden gebruikt door stadsbestuurders, liggen kussens met het stadswapen en het jaartal 1713 of 1715 geborduurd. Het interieur van de kerk werd laatstelijk in 2008 gerestaureerd.

 

In de zuidelijke zijbeuk van de kerk staan restanten van regerings- of herenbanken.

In deze banken, die bedoeld waren voor de stadsbestuurders, liggen 18e eeuwse kussens waarop het stadswapen van Wijk bij Duurstede en het jaartal 1713 of 1715 is geborduurd. Ook zijn in de kerk nog de Bijbels aanwezig, die door de stadsbestuurders werden gebruikt. Ook deze zijn voorzien van het stadswapen van Wijk bij Duurstede.

Het torenschilderij heeft Nico Pot geïnspireerd tot het maken van een model uit lindenhout op een schaal van 1:100. Als er wordt uitgegaan van een torenhoogte van ca. 70 meter dan is het model ca 0,70 meter hoog. Nico heeft in overleg met de Beheercommissie Kerkelijke Gebouwen afgesproken om zijn houten toren in bruikleen te geven om in de Grote Kerk op te hangen. Henk Haaksman en Wim Heitink hebben voor een mooie ophangconstructie gezorgd. In augustus 2015 is het torenmodel opgehangen.

  



 

 

De toren is nooit afgebouwd. Waarschijnlijk hield door het overlijden van David van Bourgondië in 1496 de geldstroom op. In 1506 was de bouw echter zover, dat er een kerkklok in gehangen kon worden die er momenteel nog hangt. Toch heeft de toren een zekere allure en kan zelfs in onvoltooide staat een vorstelijke toren worden genoemd.

Aan de markt staan een aantal fraaie monumenten, waaronder Huis Nederhoff, de Grote of Johannes de Doperkerk, het Stadhuis uit 1662 en Hotel 'de Keizerskroon' uit de zestiende eeuw. Op het marktplein staat een pomp uit 1759, die wordt bekroond door een schilddragende leeuw.

We passeerde dit straatje op weg terug naar de Salvinia.

Wilhelminastraat, Wijk bij Duurstede.

 

Terug bij de kade vinden we de beermuur bij de Waterpoort een van de twee waterstands-monumenten. Ze geven een beeld van de waterstanden tijdens hoogwater in 1815, 1926,1993 en 1995.

 







Dan wordt het weer tijd om naar de Salvinia terug te gaan. Ook deze keer moeten we via de Zonnebloem om binnen te komen. Op de kade zien we de rollators geparkeerd staan.

We zijn zo tegen 17.00 weer aan boord. Er wordt in de salon een souvenirshop gehouden, daar kun je tegen een gereduceerde prijs artikelen kopen van de Salvinia.

Deze twee beeldjes trok onze aandacht. Een mooie afsluiting van onze reis met de Salvinia. Maar de echte afsluiting moet nog komen; het Captain’s Diner.

Ons werden heerlijke hapjes voorgeschoteld.

De avond werd afgesloten met Live Entertainment met Willy.

Zaterdag 12 augustus 2023

Vandaag de laatste dag aan boord van de Salvinia. De Savinia vertrekt om 09.00 uur om het laatste stuk van de reis afte ronden, naar Arnhem. Na de lunch begon de ontscheping. Op de kade stonden al velen te wachten om de gasten weer thuis te brengen. 

Dit is de plaats van vertrek en aankomst.

We hadden voor ons een taxi laten regelen om ons naar het station te brengen. Onze tafelgenoten moesten ook naar het station. Veel zitplaatsen waren er niet om bij elkaar te kunnen zitten. Maar de trein bracht ons rechtstreeks naar het station Sloterdijk, waar Floor ons opwachtte om huiswaarts te keren. We hebben met Irene en Floor afgesproken dat wij met z’n vieren de vakantie gaan afsluiten met een etentje bij de Thai.