zondag 21 juli 2024

Een dagje Gouda 4 juni 2024

 

Een Dagje Gouda.

4 juni 2024.

Vandaag kiezen we ervoor om Gea’s verjaardag in Gouda te Vieren.



Gouda werd lange tijd aangeduid onder andere namen als Golde, Die Goude, Ter Goude en Tergouw, alle verwijzend naar de rivier de Gouwe. De Gouwe werd in 1139 voor het eerst vermeld in een oorkonde, onder de Latijnse naam Golda. Hierin werd gesproken over 'nieuwe ontginningen aan de Gouwe': nove culture juxta Goldam. Een oorkonde uit 1178 spreekt van terram quandam juxta Goldam, 'zeker land aan de Gouwe'.

Over de herkomst van de naam Gouwe bestaan verschillende theorieën, maar geen daarvan staat onomstotelijk vast. De naam zou afgeleid kunnen zijn van de algemene benaming 'gouw(e)' voor een rivier met een weg erlangs. Volgens een andere theorie zou de naam slaan op de gouden gloed die het water van de Gouwe, ooit een veenstroom, heeft gehad. 'Golda' zou kunnen zijn voortgekomen uit het Germaanse 'gulda' (goud) + 'ahwõ' (natuurlijke waterloop in zeekleigebied). Deze gloed werd dan veroorzaakt door het veen dat door het heldere water zichtbaar was.

De tot dan toe gebruikelijke naam Golde werd in de middeleeuwen vervormd tot Goude of Ter Goude. In middeleeuwse Latijnse teksten werd de naam geschreven als Gouda, waarmee zowel de rivier als de stad kon worden bedoeld. Mede dankzij humanisten en de geschiedschrijving wist de Latijnse benaming uiteindelijk de naamsvorm 'Ter Goude', die nog lang in gebruik was, te vervangen. Tegenwoordig is Gouda de enige stad in Nederland die zowel officieel als in de volksmond met de Latijnse naamsvorm wordt aangeduid.

Ondanks het grote aantal producten dat sterk verbonden is met Gouda, heeft de stad geen alom bekende bijnaam. Soms wordt gesproken over de Kaasstad, refererend aan de Goudse kaas, maar deze bijnaam is niet enkel aan Gouda voorbehouden. Een andere bijnaam is de Gouwestad, naar de rivier waaraan Gouda zijn naam en bestaan te danken heeft. Deze naam komt onder andere terug in de naam van de lokale televisiezender RTV Gouwestad. Waddinxveen, dat ten noordwesten van Gouda ligt en zich eveneens langs de Gouwe bevindt, wordt weleens aangeduid als het Gouwedorp.

Gouwenaars worden ook wel Kaaskoppen genoemd, een spotnaam die ook wel voor Alkmaarders en Nederlanders in het algemeen wordt gebruikt. Deze benaming vindt mogelijk haar oorsprong in Stolwijk en zou niet zijn afgeleid van de kaas zelf, maar aan kaasvaten die door zogeheten koppendraaiers werden vervaardigd. Bij conflicten werden deze kaasvaten als helm op het hoofd gezet.

Met de trein van Station Driehuis naar Station Sloterdijk op de trein naar Gouda. Echter door een storing op het spoor naar Gouda was het niet mogelijk direct naar Gouda te gaan en kwamen we uit op het station Gouda Goverwelle. Vandaar moesten we een half uur wachten op de trein richting Den Haag – Zoetermeer en deze stopte na ruim een kwartier op het station Gouda.

Tien minuten lopen van het Station naar de Markt waar rond het Stadhuis de meeste plaatsen van interesse te vinden zijn. Eerst naar de Waag waar zich zowel de toeristen-informatie als het Kaas- en Ambachtenmuseum bevinden. In het museum wordt de stads-geschiedenis aan de hand van de Goudse ambachten weergegeven. Onder andere werd in Gouda de Kleipijpen, Gouds Plateel, Gouds bier en uiteraard het ontstaan van de Gouda kaas weergegeven.


De Goudse Waag is een historisch pand uit 1668 waar je in het museum van alles te weten kunt komen over de historie van De Goudse Waag en de producten, die hier gewogen en verhandeld werden. Op de begane grond van De Goudse Waag bevindt zich een echte museumwinkel met - heerlijke echt Hollandse kazen en allerlei leuke oud-Hollandse souvenirs.

 

De Goudse Waag is niet zomaar een gebouw, het is ontworpen door de bekende Pieter Post, ook de man achter de Waag in Leiden, Huis ten Bosch in Den Haag en het Stadhuis van Maastricht. In De Goudse Waag werden alle goederen boven de 10 pond gewogen om daar vervolgens belasting over te heffen.

Goudse kaas

Rondom Gouda waren de melkveehouderijen eeuwenlang een van de belangrijkste bronnen van bestaan. De veenweiden rondom de stad leenden zich vaak beter voor veeteelt dan voor akkerbouw. In de dorpen en boerderijen in het gebied rondom Gouda werd dan ook veel kaas geproduceerd. Vele duizenden kilo’s zuivel en vee werden jaarlijks op de Goudse markten verhandeld. Er zijn daarom nog altijd veel kaaspakhuizen in de stad te vinden.

Om de kwaliteit van onze Nederlandse Goudse kaas te beschermen heeft de Europese Unie in 2010 het keurmerk 'Beschermde Geografische Aanduiding' (BGA) aan Gouda Holland en Edam Holland toegekend. Dit BGA-keurmerk garandeert dat een bijzondere kwaliteit en reputatie aan de geografische oorsprong wordt toegeschreven.


Belangrijke handelsplaats

Goudse kaas kwam voor het eerst op de markt in de late middeleeuwen. Het stadsbestuur van Gouda gaf vanaf 1359 specifieke richtlijnen voor de ordening van de markten, waarbij een plek voor de verkoop van zuivelproducten werd aangewezen. Vanaf 1400 zouden al de eerste specifieke vee-en kaasmarkten zijn geweest, al was Gouda toen nog niet het belangrijkste centrum van de kaasverkoop in de omgeving. Zo was het dorp Stolwijk nog belangrijker, maar dat veranderde. De kaas stond toen nog bekend als (zoetmelkse) ‘Stolkse’ of Stolwijkse kaas. De naam kent waarschijnlijk zijn oorsprong van de jaarmarkten die in Krimpenerwaard gehouden werden, gelegen Stolwijk. Eerder is het maakproces van kaas vermoedelijk ook daar ontstaan. In 1412 werd de Stolwijkse kaasmarkt verplaatst naar Schoonhoven.

Maar de concurrentie van Gouda groeide. Uit archiefgegevens blijkt dat tegen 1500 de kaashandel zich steeds meer naar Gouda verplaatste. Dat werd de bron van een conflict, over welke stad eigenlijk het recht had om die markten te organiseren. Na een langdurig conflict dat uiteindelijk voor de Hoge Raad werd beslecht, verplaatste de kaasmarkt zich in 1540 naar Gouda.

De kaas-en boterhandel was daardoor enorm belangrijk geworden. De bier- en lakenindustrie die al in Gouda bestond, dreigde in verval te raken. Er werd in deze tijd daarom veel geïnvesteerd in de kaas- en boterhandel industrie door het stadsbestuur en ondernemende bewoners.

In het museum zijn vele attributen tentoongesteld die met het bereiden van de kaas te maken hebben.



 

 

 

 

 

 

 


 












Gedurende het bezoek aan het museum werden we getrakteerd op een proeverij van diverse kazen. Met de belofte dat we aan het einde van de dag terug zouden komen om wat kaas te kopen, zijn we op zoek gegaan naar een restaurant om de lunch te gebruiken. Op het plein rondom het oude stadhuis is keus genoeg aan restaurantjes en diverse eetgelegenheden om de lunch te gebruiken.

Het oude stadhuis van Gouda is te bezichtigen. Van buiten ziet het er imposant uit, echter van binnen is het nogal sobertjes aangekleed.

In mei 1361 verwoestte een grote brand een groot deel van Gouda. Daarbij ging ook het stadhuis verloren. In 1395 kocht de stad van Guy van Chastillon het marktveld om daar een nieuw stadhuis te kunnen bouwen. Bij de overdracht van de grond werd bepaald dat het stadhuis helemaal vrij moest staan, zonder belendende percelen, om te voorkomen dat opnieuw een brand zou overslaan op het stadhuis. Het was een drassig stuk grond, dat pas na het storten van grote hoeveelheden puin en na grondige drainage bouwrijp was. In 1448 begon de bouw, die in 1459 met de oplevering van de geveltoren gereed was. Er was behalve het raadhuis ook een vleeshal in de kelder onder het bordes gehuisvest. Het bordes in renaissancestijl dateert uit 1603 en is gemaakt door de stadsbeeldhouwer Gregorius Cool. Rond 1692 en 1880 zijn wijzigingen aangebracht. Het interieur stamt deels nog uit de zeventiende en achttiende eeuw. Trots is Gouda op de wandbekleding in de Trouwzaal.

Het klokkenspel aan de zijkant van het stadhuis dateert uit de jaren 60 en is geschonken door een directeur van een Goudse verzekeringsmaatschappij en hoort dus origineel niet bij het stadhuis en wordt in de volksmond van de Gouwenaars, "het klokkenspel van Bouwmeester" of "de Bouwmeesterrevue" genoemd, naar de naam van de schenker. De voorstelling ‘Vrijheyt tot ter Goude’ laat zien hoe graaf Floris V In 1272 de stads-rechten aan Gouda overhandigd.

Het interieur stamt deels nog uit de zeventiende en achttiende eeuw. Trots is Gouda op de wandbekleding in de trouwzaal, vervaardigd door de Goudse tapijtwerker David Ruffelaer, een zoon van de uit Oudenaarde afkomstige tapijtleverancier Jan Ruffelaer, die zich voor 1600 in Gouda had gevestigd. David, die het bedrijf van zijn vader in 1626 had overgenomen, vervaardigde de wandtapijten ter gelegenheid van het bezoek aan Gouda in 1642 van Henriëtta Maria van Frankrijk, de vrouw van koning Karel I van Engeland, met haar dochter Maria Stuart en schoonzoon Willem van Oranje-Nassau, de latere stadhouder Willem II. De tapijten van Ruffelaer vervingen de oude tapijten, die gemaakt waren naar een ontwerp van de Goudse glazenier Dirk Crabeth. De wandtapijten zijn van 1948 tot 1952 grondig gerestaureerd in het restauratie-atelier van het Rijksmuseum onder leiding van H.S. Bloedhouwer.

Gouda ligt bij de samenvloeiing van de rivieren de Gouwe en Hollandse IJssel. Mede dankzij de binnenvaart over deze rivieren groeide Gouda in de middeleeuwen uit tot een belangrijke stad. In 1272 kreeg de stad stadsrechten en aan het eind van de middeleeuwen was Gouda uitgegroeid tot de vijfde stad van Holland. 


Graaf Floris V (1254-1296) verleent op 19 juli op voorspraak van Nicolaas van Cats, de voogd van Sophie van der Goude, stadsrechten aan Gouda. De burgers krijgen vrijstelling van tolgeld voor eigen schepen en goederen. 

 

 

 

Geschiedenis Goudse Pijpen

De rookcultuur met de daar bijbehorende ambachtelijke fabrikage van pijpen werd in Gouda in het begin van de zeventiende eeuw geïntroduceerd door voormalige Engelse huurlingen die een nieuw bestaan probeerden op te bouwen.

De eerste pijpenmaker die in Goudse bronnen staat vermeld, is de Engelsman William Baerneltss. Hij legde de grondslag voor de Goudse Pijpenindustrie die tot ver in de tweede helft van de achttiende eeuw floreerde.

De vroege Goudse Pijpen hadden een kleine kop, in die periode was de tabak zeer kostbaar. Later, halverwege de 18e eeuw, toen de prijs van de tabak daalde werd de kop van de pijp groter. De authentieke Goudse Pijpen bestaan in verschillende varianten: zo kennen we de bekende lange Goudse Pijp de "Gouwenaar" die voornamelijk door de rijkeren gerookt werd, de minder vermogenden rookten een korte Goudse Pijp, ook de krulpijp was bekend, eenvoudig mee te nemen. 

De gouwenaar, Goudse pijp of Goudse stenen pijp werd vanaf 1617 te Gouda vervaardigd door aanvankelijk Engelse pijpmakers. In 1660 werd een pijpmakers-gilde opgericht. De industrie bood werk aan duizenden en exporteerde naar het buitenland. Aan het eind van de 18e eeuw leidde concurrentie van houten pijpen tot een sterke neergang van deze bedrijfstak.

Na het bezoek aan het stadhuis zijn we naar de Siroopwafel fabriek van Kamphuisen gegaan. De fabriek staat aan de Markt nr. 69 en is open voor bezoekers.

Een stroopwafel, van oorsprong siroopwafel genoemd, is een van oorsprong Nederlandse wafel, die niet alleen in Nederland, maar ook wereldwijd gegeten wordt. Het product bestaat uit twee ronde deegwafelhelften, met ruitpatroon, waartussen zoete siroop is aangebracht. Oorspronkelijk hadden siroopwafels een diameter van ongeveer 10 centimeter, maar inmiddels zijn ze verkrijgbaar met diameters van 5 tot 25 centimeter. Stroopwafels worden ook verwerkt in ijs en andere lekkernijen.

De Kamphuisen Siroopwafel is niet alleen een lekkernij, hij heeft ook een erg lange geschiedenis. De wafel werd meer dan 200 jaar geleden al gegeten. Ondanks dat dit lang geleden is, is het recept nooit veranderd. Het recept zit sinds 1810 in een verzegelde envelop en wordt zo geheimgehouden.

 

In 1969 krijgt de Kamphuisen fabriek een nieuwe eigenaar, banketbakker Verweij koopt het patent op het befaamde geheime recept van de Kamphuisen Siroopwafel. Verweij neemt de siroopwafelbakkers mee naar zijn bakkerij op de Markt 69.

De Wafel en de fabriek

Jan Anker koopt het geheime recept. In 1995 meldt de bekende, befaamde Goudse banketbakker Jan Anker zich bij Verweij. Hij wil graag het geheime recept van de Kamphuisen Siroopwafel kopen. Anker is boerenzoon en weet waar de eerlijke producten waarmee hij werkt vandaan komen. Anker koopt het patent van het geheime en vermaarde recept van de Kamphuisen Siroopwafel en de siroopwafeloven van Verweij. Het recept wordt vandaag de dag nog altijd bewaard in de kluis van de siroopwafelbakkerij

 

Jan Anker is altijd aan het ontwikkelen, hij zet de dingen graag in beweging. Met veel geduld en toewijding verbetert hij de oven vanuit de zijn bakkerij in Waddinxveen. Na in zijn vrije uurtjes maanden te hebben ontwikkeld, gesleuteld en gedacht, wordt een droom waarheid, de vol automatische siroopwafel machine is geboren

De Siroopwafelfabriek wordt geopend

De Siroopwafels vliegen uit de oven op de lopende band, worden gesmeerd, gekoeld en verpakt en in 2018 opent de Kamphuisen Siroopwafelfabriek haar deuren voor het publiek.

 

Er bestaan diverse soorten siroop die voor de bereiding van siroopwafels gebruikt kunnen worden, o.a.

Suikerstroop

Stroop (uit het Arabisch šarab Engels syrup en via Latijn siropus) is een dikke, viskeuze, geconcentreerde vloeistof waarin grote hoeveelheden suikers (met name sacharose) zijn opgelost. Luchtdicht bewaard is het door het hoge suikergehalte ongekoeld lang houdbaar.

Glucosestroop

Glucosestroop is een mengsel van glucose, maltose, maltotriose en hogere glucoseoligomeren. Dit mengsel wordt toegepast in de vorm van gesproeidroogd droog poeder of in de vorm van een viskeuze oplossing in water. Glucose lost op in (koud) water.

Glucosestroop wordt in de levensmiddelenindustrie gebruikt om de textuur van het product zachter te maken, om het volume te vergroten en om het kristalliseren van suiker te voorkomen. Glucosestroop is minder zoet dan suiker of fructose. Glucosestroop wordt gebruikt in snoep en frisdrank, in consumptie-ijs, om bier te brouwen en voor fermentatie. Door verdere enzymatische bewerking (isomerase), maakt de zetmeelindustrie van glucose fructosestroop met zeer hoge zoetkracht.

Fruitstroop

Appelstroop is een donkere stroop of gelei gemaakt van appels en suiker. Het wordt vooral als broodbeleg gebruikt, maar doet ook dienst als ingrediënt in recepten voor zowel warme als koude gerechten.

Ahornsiroop

Esdoornsiroop of ahornsiroop is een zoete stroop gemaakt van het sap van de esdoorn - Acer saccharum. In de winterperiode slaan deze bomen vaak suiker op in hun wortels, die met het sap door de houtvaten naar boven stroomt in het voorjaar. Door dit suikerhoudende sap af te tappen en te concentreren ontstaat esdoornsiroop.

Dadelstroop

Dadel siroop is een overheerlijke en gezonde siroop gemaakt van zoete en sappige dadels. Deze siroop zit boordevol voedingsstoffen en is een natuurlijke zoetstof die perfect is voor het toevoegen aan je favoriete gerechten en drankjes.

Agavestroop

Agavesiroop is afkomstig van het sap van de agaveplant. Een van de populairste agaveplanten die wordt gebruikt voor de siroop, is de Agave tequilana, ook wel blauwe agave genoemd. Dit is dezelfde plant die wordt gebruikt voor het maken van tequila.

Kokosbloesemstroop

Kokosbloesemsuiker wordt ook wel kokospalmsuiker of kokossuiker genoemd, maar het komt allemaal op hetzelfde neer. Het is een natuurlijke suiker die wordt gemaakt van, of gewonnen uit, biologische kokosbloesem. Het is de gezondste vorm van suiker, tot zover bekend, omdat het 1) volledig ongeraffineerde suiker is, 2) boordevol goede voedingsstoffen zit (denk aan B-vitamines, magnesium, ijzer, zink en kalium) en 3) zeer laag scoort (waarde 30-35) op de Glycemische index, hetgeen betekent dat kokosbloesemsuiker veel en lang energie geeft.

Golden syrup

Een stroop gemaakt van rietsuikersap. Het is een combinatie van bijproducten (sucrose, fructose en glucose) die ontstaan bij het maken van rietsuiker. De smaak lijkt op de welbekende keukenstroop, maar dan meer toffee-achtig en een beetje zoutig.

Door het productieproces blijft de stroop lang goed. Pas als je het maanden ongebruikt in je keukenkast hebt staan begint het te kristaliseren. En dan is er nog geen man overboord, in de magnetron of een warm waterbad verdwijnen de kristallen als sneeuw voor de zon.


Vol automatische siroopwafel machine.


 


 

 

 

 

 


Likeur met de unieke smaak van de Kamphuisen siroopwafels met o.a. kaneel en karamel.

Na de rondleiding kregen we nog een siroopwafel om te proeven en een glaasje likeur.

Vanuit de fabriek zijn we naar de Sint Janskerk gelopen. 

Met 123 meter is dit de langste kerk van Nederland. Als het zonlicht door de ramen valt, is direct duidelijk wat deze plek zo bijzonder maakt. Nergens ter wereld is een kerk waarin zoveel zestiende-eeuws gebrandschilderd glas bewaard is gebleven. De 72 wereldberoemde “Goudse Glazen' vertellen elk een eigen verhaal. Laat je verrassen door het samenspel van licht en kleuren dat de kerk een verstilde sfeer geeft.


De huidige kerk stamt uit de tijd na de stadsbrand van 1552 maar was in principe al in 1510 klaar. Oorspronkelijk, in de dertiende eeuw, was er slechts een vrij kleine kapel, ter hoogte van de huidige toren. (Het linkerdeel van de gele kleur.) Deze kapel diende waarschijnlijk als hofkapel voor het nabijgelegen hof van de Heren van Goude. Toen Gouda in 1275 stadsrechten kreeg werd het een parochiekerk en werd de kapel geleidelijk vergroot.

Als je er nu om heen loopt kun je van deze geschiedenis een aantal dingen terug zien. Rond 1350 verrees de toren waarvan de onderbouw nog steeds resteert. Rond 1400 werd de kerk naar het oosten uitgebreid en ontstond een driebeukige hallenkerk met een driezijdig stomp koor. In 1438 viel de kerk ten prooi aan een stadsbrand, maar na een korte herstelperiode werd het gebouw alweer in 1443 ingewijd. Na 1475 werd de kerk uitgebreid met extra zijbeuken, een niet uitstekend transept en in 1485 werd de fundering gelegd voor het huidige koor. Daarmee ontstond de langste kerk van Nederland.

Op 12 januari 1552 brandde een groot deel van de kerk door blikseminslag in de toren af. Het koor werd nauwelijks beschadigd. Al een week na de brand vond er een huis-aan-huiscollecte plaats ten behoeve van de herbouw, aan het oorspronkelijke concept veranderde niet veel. Wel verdween in het schip de helft van de pilaren en doordat een dubbele rij dwarskappen haaks aansloot op de hoofdbeuk konden de vensters bijna tot aan het dak worden opgetrokken. Hierdoor ontstond een prachtige ruimte- en lichtwerking. Het is een basilicale kruiskerk, het heeft een kruisvorm, terwijl het middenschip en het koor, evenals de dwarsbeuk (het transept), boven de zijbeuken uitsteken. De kerk is niet overkoepeld met stenen gewelven, daar de druk hiervan op de slappe veenbodem te groot zou zijn.

In plaats daarvan heeft zij houten tongewelven. Wellicht ter wille van de ruimtewerking zijn geen spitsbogen toegepast, maar rondbogen. Tussen 1599 en 1604 werd er nog een zandsteden geleding boven op de toren geplaatst en deze kreeg een houten bekroning in renaissancestijl. In 1761 werd in de hele kerk een houten tongewelf onder de overkappingen aangebracht. Van meer recente datum is de kruisingstoren uit 1914, de oude was in de negentiende eeuw wegens bouwvalligheid gesloopt.

Het hoofdorgel kun je niet over het hoofd zien: het neemt bijna de hele achterwand van het schip in beslag. Er wordt de hele week veel op gespeeld, zowel door leerlingen en amateur organisten als door professionele musici. In 1736 is het orgel in gebruik genomen, nadat volgens de kerkmeesters het orgel dat in het transept heeft gehangen, het Niehoff-orgel, vanwege de slechte staat te duur in onderhoud was geworden. Al in de Middeleeuwen is er altijd een orgel in de Sint-Jan aanwezig. Het dient onder andere om de zang tijdens de mis te begeleiden. De orgels gingen soms verloren door brand, werden verkocht of werden door verschillende orgelbouwers aangepast naar de smaak van tijd. 

Orgelbouwer Jacob François Moreau mocht dit nieuwe orgel bouwen, ter vervanging van het vroegere Niehoff-orgel. Voor het destijds uitzonderlijk hoge bedrag van 47.652 guldens, 19 stuivers en 8 penningen bouwde Moreau een orgel met 52 registers, verdeeld over 3 manualen en pedaal.

De Goudse glazen zijn de gebrandschilderde glas-in-loodramen van de Sint-Janskerk in de Nederlandse stad Gouda. De ramen dateren uit de 16e eeuw en zijn vervaardigd door beroemde glasschilders uit die tijd, zoals de gebroeders Dirck en Wouter Crabeth. De kerk bevat in totaal 72 ramen van diverse afmetingen, waaronder drie moderne ramen. Het totale oppervlak van de ramen is 1755 m².

De Sint-Janskerk in Gouda bevat ongeveer 50% van al het zestiende-eeuws glas dat in Nederland aanwezig is. De gebrandschilderde ramen overleefden onder andere de Beeldenstorm van 1566.

Na het bezoek aan de kerk zijn terug gewandeld naar de Markt. Dan is het tijd om te zoeken naar een restaurant om een hapje te gaan eten.

Het is ondertussen tijd om het station op te zoeken om huiswaarts te keren. Het weer is ons vandaag gunstig geweest, pas in de omgeving van Driehuis is het gaan regenen. We hebben veel gezien van Gouda en er veel voldoening aan overgehouden.