zaterdag 27 juli 2024

Met Bak Reizen naar Vlaanderen.

 


Belgische Kust en Steden trip 2024

Verblijf in hotel Vayamundo De Kinkhoorn en Ravelingen in Oostende.




Vayamundo Oostende is gelegen in Oostende, op 4 minuten lopen van Strand Mariakerke, en biedt versneld in- en uitchecken, allergievrije kamers, een restaurant, gratis Wifi in de hele accommodatie en een fitnesscentrum. De accommodatie bevindt zich op 2,1 km van Strand van Oostende en 2,7 km van Strand van Middelkerke, en is voorzien van een bar en een gedeelde lounge. Het hotel heeft een binnenbad, avondamusement en een 24-uursreceptie.

Oostende (Frans: Ostende) is een centrumstad in de Belgische provincie West-Vlaanderen, die ongeveer centraal langs de Belgische kust ligt. De stad is een belangrijk toeristisch en economisch centrum, telt ca. 72.000 inwoners (2023), beschikt over een zee- en luchthaven en is het centrum van het gelijknamige arrondissement.


Dag 1 – 20 mei 2024. Heenreis en Nationaal Park de Biesbosch
Rond acht uur worden we van huis opgehaald met een taxibusje om daarna verwacht woorden bij Bob Partycentrum in Uitgeest. Daar nuttigen we eerst een kopje koffie/thee met een plakje cake. Na de korte kennismaking vertrekken we met in totaal 32 deelnemers naar België. Onderweg brengen we een bezoek aan Nationaal Park de Biesbosch. We maken hier een rondvaart door de mooie natuur. Na deze stop vervolgen we onze reis naar Oostende waar we voor het diner in ons hotel worden verwacht.

De Biesbosch is een nat gebied, waar grote groepen vogels dekking, voedsel en nestgelegenheid vinden. Hiervan vormt de Brabantse Biesbosch het grootste gedeelte van de Biesbosch. Het ligt tussen de Nieuwe Merwede, de Amer en het Land van Heusden en Altena. Dit bijzondere natuurgebied is één van de meest ongerepte gebieden van Nederland, waar u nog vele dieren kunt zien. Tijdens de rondvaart door de Biesbosch zal de schipper dan ook het een en ander vertellen over het natuurgebied.

Trossen los! De rondvaart start vanuit Drimmelen. We varen over de Bergische Maas en gaan lang via Spijkerboor richting Ruigt en passeren daar een eiland de Rietplaat.

Hier is het tijd om te genieten van de waanzinnige Biesbosch. Als we de Biesbosch uitvaren kunnen we direct de Amercentrale recht voor ons zien.

De Amercentrale is een steenkool- en biomassagestookte elektriciteitscentrale van RWE in de gemeente Geertruidenberg. De centrale is genoemd naar de Amer, aan wier beginpunt de centrale ligt. In 1952 leverde eenheid 1 van de Amercentrale voor het eerst elektriciteit. Na ingebruikname van eenheid 1 volgden de eenheden 2 (1956), 3 (1960), 4 (1965), 5 (1966), 6 (1971), 7 (1972), 8 (1980) en 9 (1993). Om plaats te maken voor de bouw van eenheid 9 werden de eenheden 1, 2 en 3 gesloopt. In 1981 werd er gestart met de levering van warmte, eerst vanuit eenheden 4 en 5 en later ook vanuit de eenheden 6, 7, 8 en 9. Op een kilometer afstand van het terrein van de Amercentrale staat ook de voormalige Dongecentrale.

De Amercentrale heeft sinds 1980 een 130 m hoge koeltoren, die meerdere malen het doelwit is geweest van Greenpeace-activisten tegen het gebruik van steenkool.

De Amercentrale bestond na de sluiting van eenheid 7 in 1998 nog uit twee eenheden. Eenheid 8 (in bedrijf van 1980 tot 2015) en eenheid 9 (in bedrijf sinds 1993), die samen 1245 MW aan vermogen aan het elektriciteitsnet leverden en 600 MW aan warmte voor de verwarming van woningen en de glastuinbouw. Na de sluiting van eenheid 8 heeft de centrale nog een elektrisch vermogen van 600MW en een warmtevermogen van 350MW. De centrale voorziet een groot deel van Zuid-Nederland van elektriciteit en levert daarnaast restwarmte aan de glastuinbouwbedrijven rond Made. De steden Geertruidenberg, Tilburg en Breda worden door de eenheid 9 van stadsverwarming voorzien, waarvoor enkele pompstations in gebruik zijn.












En gaan via het Gat van den Nieuwensteek om zo via de Amer aan te komen bij Drimmelen de aanlegplaats van de Zilvermeeuw. De rondvaart heeft dan twee uur geduurd.


 





Via Breda, Antwerpen en Gent komen we na 214 km aan in Oostende.

Dag 2 – dinsdag 21 mei. Brugge met rondvaart en de Belgische Kust
Vanochtend brengen we een bezoek aan de middeleeuwse stad Brugge. De historische binnenstad staat in zijn geheel op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Er is hier dus meer dan genoeg te zien en een rondvaart mag natuurlijk niet ontbreken.

 


Brugge (Frans en Engels: Bruges; Duits: Brügge) is de hoofdstad en naar inwonertal grootste stad van de Belgische provincie West-Vlaanderen en van het arrondissement Brugge. De centrumstad, gelegen in het noordwesten van het land, is tevens de hoofdplaats van het kieskanton Brugge, telt zelf vier gerechtelijke kantons en is de zetel van het bisdom Brugge en van een hof van assisen.

Het historisch centrum is als middeleeuwse stad opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Het is eivormig en ongeveer 430 hectare groot. De volledige gemeente heeft een oppervlakte van ruim 14.099 hectare, waaronder zo'n 1.075 hectare gewonnen op de zee, bij Zeebrugge. De stad telt circa 120.000 inwoners; ongeveer 20.000 daarvan wonen in de binnenstad. De inwoners van Brugge worden Bruggelingen genoemd.

Brugge is vooral bekend als een historische stad met veel cultureel erfgoed. Het historisch centrum is goed geconserveerd, in het bijzonder het middeleeuws stratenpatroon en patrimonium. Het huidige uitzicht van de binnenstad is ook beïnvloed door de belangstelling voor de neogotiek in de 19e eeuw, die resulteerde in de 'neo-Brugse stijl', gaande van neogotiek tot eclecticisme. Veel gebouwen werden toen verfraaid, gerestaureerd, herbouwd of nieuw gebouwd in deze stijl. De reien, de geschiedenis, de archeologische vondsten, maar ook de winkelstraten lokken dagelijks heel wat mensen naar deze stad. In ruime mate te voet, maar onder andere ook per fiets(koets), paardenkoets of -tram, met City-Tourbusjes of met bootjes op de reien kan de Brugse binnenstad verkend worden. 

 

Via de Bargerbrug komen we op Kattelijnevest. De voetgangersbrug "Bargebrug" verbindt het Bargeplein aan de rand van de stad met de toegang tot het Minnewaterpark. De brug is een staaltje geworden van asymmetrische architectuur met roodgeschilderde profielen.

 

 

 

 

Via de Kattelijnevest komen we uit op de Katelijnestraat.

 


 

 

 

 

 

 

Het is een lange, geplaveide, licht kronkelende straat in het historische stadscentrum, tussen de Mariastraat en de Bargeweg en de Katelijnepoort. De straatnaam verwijst naar de vroegere parochiekerk van de Heilige Catharina, die tussen 1270 en 1578 even buiten de stadswallen stond.


Brug over de Marktstraat. Vlakbij zullen we ons inschepen voor een rondvaart door Brugge.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een totaalbeeld van dit kunstwerk van Jef Claerhout dat tussen de koppige kasseien van het Walplein staat.  Hier is heel duidelijk een vleugel van Pegasus te zien.  Maar ook de andere drie figuren staan erop, ja zelfs de kop van Zeus, vermomd als zwaan.

 



 

 

 

 


Aan het Guido Gezelleplein staat het Onze Lievevrouwenkerk met op het voorplein een waterpomp waarop de beeltenis van Maria met kind staat.


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De route van de rondvaart.

 

 

 

 

We stappen op de boot aan de Katelijnestraat 4, welke georganiseerd wordt door de fa. Stael. De vaarroute brengt ons langs de mooiste plekjes van Brugge en toont ons de grootste bezienswaardigheden vanuit een totaal ander perspectief.


1. Begijnhof

Het 'Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaarde' metwit-geschilderde gevels en verstilde kloostertuin werd gesticht in 1245. In dit stukje werelderfgoed leefden vroeger begijntjes, geëmancipeerde vrouwen die weliswaar leek waren, maar er toch een vroom en celibatair leven op na hielden. Vandaag wordt het Begijnhof bewoond door zusters van de Orde van Sint-Benedictus en alleenstaande Brugse vrouwen. In het Begijnenhuisje krijg men nog altijd een goed beeld van hoe het dagelijkse leven er in de 17de eeuw uitzag.


2. Sint-Janshospitaal

In het Sint-Janshospitaal, goed voor meer dan 8 eeuwen geschiedenis, werden armen, pelgrims, reizigers en zieken verzorgd door zusters en broeders. De middeleeuwse ziekenzalen en de daarbij behorende kerk en kapel herbergen een imposante collectie archiefstukken, kunstwerken, medische instrumenten plus zes werken van Hans Memling. 

 


3. Onze-Lieve-Vrouwekerk

De 115,5 meter hoge bakstenen toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk illustreert het vakmanschap van de Brugse bouwlieden. Binnenin vind men een rijke kunstcollectie: de wereldberoemde 'Madonna met Kind' van Michelangelo, tal van schilderijen, 13de-eeuwse beschilderde grafkelders en de praalgraven van Maria van Bourgondië en Karel de Stoute.

 

4. Groeninge Museum

Het Groeningemuseum serveert een gevarieerdoverzicht van de geschiedenis van de Belgische beeldende kunst met als hoogtepunt de wereldbefaamde Vlaamse primitieven. Daarnaast bewonder je ook neoclassicistische topwerken uit de 18de en 19de eeuw, meesterwerken van het Vlaamse expressionisme en heel wat naoorlogse moderne kunst.

 

 

5. Ambachtshuis Huidevetters

Het Huidenvettershuis is een voormalig gildehuis in Brugge aan het Huidenvettersplein. Huidenvetters kent men ook als leerlooiers.

Palend aan de Rozenhoedkaai, bouwden de huiden-vetters hun ambachtshuis, dat uit twee vleugels bestond. Het hoofdgebouw of noordvleugel werd in 1629 afgebroken en het jaar daarop vervangen door de nieuwbouw opgetrokken onder de leiding van de Brugse bouwmeester Jan De Smet.

Het werd in 1912 grondig hersteld door architect Etienne Timmery, op basis van een schilderij uit de zeventiende eeuw. Sinds het midden van de negentiende eeuw was het gebouw in gebruik als vishandel en stokviswekerij. De uitbater was Henri Joseph Mestdagh (1820-1904), die werd opgevolgd door Henri Philippe Mestdagh (1858-1925) - De Backer, die op zijn beurt door zijn zoon Joseph Mestdagh (1889-ca. 1950) werd opgevolgd, die er tot begin de jaren 1950 handel dreef. Een andere zoon van Henri-Joseph, Germain Mestdagh (1873-1924), vestigde zich als vishandelaar in Châtelineau en zijn zoons deden de zaak uitgroeien tot een ensemble van kleinere warenhuizen, onder de naam Mestdagh Frères.

6. Belfort

De belangrijkste Brugse toren is 83 meter hoog en herbergt onder meer een beiaard met 47 welluidende klokken. In de ontvangstruimte krijgen (wachtende) bezoekers de kans om heel wat op te steken over de geschiedenis en functie van het als werelderfgoed beschermde Brugse belfort. Wie het erop waagt om de 366 treden van de toren te beklimmen, kan halt houden in de thesaurie (waar in de middeleeuwen de stads-keuren, het stadszegel en de stadskas werden bewaard), op de verdieping van het indrukwekkende uurwerk of bij de beiaardier. Helemaal boven, worden de inspanningen beloond met een adembenemend uitzicht over Brugge en omstreken.

7. Oud Gerechtshof

Vanuit dit landhuis, dat dateert van 1722-1727, werd het Brugse platteland bestuurd. Van 1795 tot 1984 fungeerde dit pand als gerechtshof. Vandaag huist het stadsarchief hier en is dit de verzamelplaats van het geschreven geheugen van de stad. Het landhuis is voorzien van een oude assisenzaal en een renaissancezaal met een 16de-eeuwse, monumentale pronkschouw in hout, marmer en albast.

 

8. Vismarkt

Aanvankelijk werd er vis verkocht op de hoek van de Markt, maar wegens de geurhinder werden de visverkopers naar hier verbannen. In het speciaal opgetrokken zuilengalerij (1821) werd zeevis verkocht, een dure delicatesse die enkel voor de rijken was weggelegd. Tegenwoordig kan men hier van woensdag tot en met zaterdag nog steeds elke voormiddag dagverse zeevis kopen.

 

 

9. Godshuizen

In het Brugse stadsbeeld vind je heel wat kleine, witgekalkte godshuisjes, meestal gegroepeerd rond een stemmige binnentuin. Deze sociale woningen 'avant la lettre' werden in de 14de eeuw opgericht door rijke burgers of gilden. Ze gaven onderdak aan arme bejaarden of weduwen. Verspreid over de stad zijn er 46 godshuiscomplexen bewaard, 43 daarvan worden nog steeds door bejaarden bewoond.

 

10. Trapgevels

In Vlaamse steden zoals Gent en Brugge vind men mooie huisjes met een typerende uitstraling aan de oevers van de kanalen. Als je ze van naderbij bekijkt, merk je dat ze van elkaar verschillen door hun kleur, de gebruikte materialen, de decoratie en de trapgevels. Dankzij de trapgevels, die de huizen van elkaar scheiden, krijgen deze steden nog meer cachet en trekken ze gedurende heel het jaar heel wat bezoekers aan.

 

De oorsprong van de trapgevels

Een trapgevel is een typische decoratieve gevel met een unieke uitstraling die veel gebruikt werd in de traditionele architectuur van verschillende Duitse, Vlaamse en Scandinavische regio's. In Vlaanderen werden trapgevels vanaf de Middeleeuwen veel gebruikt en zijn het karakteristieke onderdelen geworden van de stedelijke bouwkunst. Je vindt trapgevels trouwens terug in stedelijke bourgeois architectuur, maar ook in landelijke en bescheiden woningen.

11. Poortersloge

Pal op de hoek van het Jan Van Eyckplein bevindt zich een opmerkelijk gebouw met een opvallende toren. De Poortersloge werd eind 14de – begin 15de eeuw gebouwd en diende als vergaderplaats van het Genootschap van de Witte Beer, een genootschap van poorters. De vooraanstaande burgers ontvingen hier handelaars om in een ontspannen sfeer zaken te regelen.

 

De locatie was ideaal, nl. aan de plaats waar de handelsschepen aanlegden voor inklaring van hun goederen en ook in de buurt van de buitenlandse natiehuizen. Van 1720 tot 1890 was hier de Stedelijke Kunstacademie gevestigd en van 1912 tot 2012 het Rijksarchief.

We lopen nog even de Onze Lievevrouwenkerk binnen om het interieur te bewonderen.

De Onze-Lieve-Vrouweparochie is sinds 1116 autonoom met een eigen kerk. In de eerste helft van de dertiende eeuw startte de bouw van de huidige middenbeuk in Doornikse steen en gotische stijl. Ook de romp van de 115 meter hoge bakstenen toren kreeg in deze periode vorm. De zijbeuken en het paradijsportaal dateren van de veertiende en vijftiende eeuw. De kerk is sinds 1938 beschermd als monument.

De parochiekerk fungeert ook als toeristische onthaalkerk. Het hoogkoor en de zijbeuken van de kerk deel uit van 'Bruggemuseum'. 'Bruggemuseum' is de verzamelnaam voor elf musea die de geschiedenis van Brugge vertellen vanuit verschillende thematische invalhoeken.

De functie van toeristische onthaalkerk is niet ongewoon, aangezien de kerk eigenaar is van een rijk arsenaal aan schilderijen en beeldhouwwerken. Eén van de topstukken is de Madonna met kind van Michelangelo (1475-1564) uit 1505. In het hoogkoor bevinden zich de praalgraven van Karel de Stoute (1433-1477) en van zijn dochter Maria van Bourgondië (1457-1482). Een drieluik met passieverhaal van Bernard van Orley (1487-1541), hofschilder van Margaretha van Oostenrijk (1480-1530), hangt boven het hoogaltaar.


Deze naturalistische eikenhouten barok preekstoel werd tussen 1739 en 1743 vervaardigd door Jan Garplaatsemijn. Daarbij zijn steun, trap, kuip en klankbord wijdverbreid in Brabant en Vlaanderen.
De detailfoto toont een deel van de kuip en het klankbord.

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de terugweg naar de opstapplaats kwamen we deze vraag tegen.

’s Middags zullen we via de kustplaatsjes ten noorden van Oostende terug naar het hotel rijden: Knokke-Heist, Blankenberge, De Haan en Bredene. 

Knokke-Heist (Frans: Knocke-Heist) is een gemeente in West-Vlaanderen en een van de bekendste badplaatsen van België. Het is gelegen aan de grens met Nederland. De zee vormt de noordgrens en ten oosten ligt het Provinciaal Natuurpark Zwin als een buffer met de kust van Zeeuws-Vlaanderen (Nederland). Aan de zuidkant van Knokke-Heist ligt Damme en ten westen ligt de zeehaven van Brugge. De gemeente telt ruim 32.000 inwoners.

 

 

Blankenberge was eerst een vissersgemeenschap tussen de Oostdijk en de Westdijk. Deze nederzetting was gelegen tussen de huidige Hoogstraat (Oostdijk) en Weststraat (Westdijk).

Deze dijken zijn aangelegd omstreeks 1100 AD. In 1270 scheidde Blankenberge zich af van de parochie Uitkerke en verkreeg stads-rechten van gravin Margareta van Constan-tinopel. De vloot telde in de 13de eeuw meer dan 60 vaartuigen. Er was al sprake in 1337 van een vuurtoren die ten Oosten van het dorp stond. Vanaf 1418 vond jaarlijks de "zeezegening" door een priester plaats.

De Haan (Frans: Le Coq) is een plaats en gemeente in de provincie West-Vlaanderen, gelegen aan de Belgische kust. De gemeente telt ruim 12.000 inwoners (waarvan ongeveer 5.200 inwoners in de badplaats De Haan-Centrum, ongeveer 3.800 in de badplaats Wenduine en de rest in Klemskerke, Vosseslag, Harendijke en Vlissegem). Toerisme vormt een belangrijke bron van inkomsten in deze gemeente. De Heilige Monica (Sainte-Monique) is de beschermheilige van De Haan. Het waren vooral de Augustijnen en Augustinessen die de verering van deze Berberse heilige en moeder van Augustinus van Hippo ondersteunden. In tegenstelling tot de andere badplaatsen aan de Belgische kust is hoogbouw van meer dan vijf verdiepingen in De Haan-Centrum (plaatselijk beter bekend als de Concessie) verboden. De "concessie" is opgenomen in de lijst van de 50 mooiste dorpen van Vlaanderen.

Bredene is een plaats en gemeente in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Bredene is een badplaats aan de Belgische Kust, en telt ruim 18.000 inwoners, die Bredenaars worden genoemd. In de volksmond spreekt men van Brènienge.

Bredene is populair bij kampeerders met meer dan 30 campings op zijn grondgebied en haalt zijn inkomsten dan ook vooral uit het toerisme. Bredene is sinds 30 juni 2001 de enige Belgische badstad met een naaktstrand. De gemeente heeft geen zeedijk, maar een ononderbroken duinenrij, wat haar uniek maakt aan de Belgische kust.

Dag 3 – 22 mei 2024. Ieper o.l.v. een gids, bezoek In Flanders Fields en de Last Post
Ieper was in de Eerste Wereld-oorlog het middelpunt van de loopgravenoorlog. De stad was compleet verwoest en het heeft 40 jaar geduurd voordat de historische gebouwen weer in ere waren hersteld. We starten de dag met een kopje koffie waarbij we kennis maken met de gids die ons de gehele dag zal begeleiden.

 

Wij komen Ieper binnen via de Menenpoort.

De Menenpoort is een herdenkingsmonument in de Belgische stad Ieper. De stadspoort op de weg naar Menen werd in 1927 door de Britten gebouwd aan de oostzijde van de stad als memoriaal voor de Britse soldaten die in de Eerste Wereldoorlog sneuvelden en niet meer geïdentificeerd of teruggevonden werden. Meer dan 54.000 namen van vermisten zijn aangebracht op de binnenzijde. De Commonwealth War Graves Commission is eigenaar en beheerder van dit Ypres (Menin Gate) Memorial. De site staat sinds 2023 op de Unesco-Werelderfgoedlijst als onderdeel van inschrijving Begraafplaatsen en herdenkingssites van de Eerste Wereldoorlog (Westelijk Front). Elke avond wordt onder de Menenpoort de Last Post geblazen om dankbaarheid te betuigen aan de geallieerden die in de oorlog sneuvelden om de vrede en de onafhankelijkheid van België te herstellen.

Voordat we de poort binnenlopen zien we de kransen van bloemen, in de meeste gevallen zijn het de klaprozen die de boventoon sieren.

Herdenkingsklaprozen zijn een symbool van respect en herinnering voor de mensen die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn omgekomen. Deze betekenis van de klaproos kwam tot stand doordat de klaproos, sterk maar teer, veel voorkwam in het landschap aan het westfront tijdens de Eerste Wereldoorlog. Doordat het land zwaar gebombardeerd en gehavend was, groeide er niet veel meer. In zijn beroemde gedicht ‘In Flanders Fields’ schreef de Canadese John McCrae over deze mooie rode bloem die op de graven groeide van hen die het ultieme offer hadden gebracht en het verwoeste landschap verfraaide.

Door de poort komen we via Menenstraat op de Grote Markt.

De Grote Markt is het centrale marktplein van de West-Vlaamse stad Ieper in België. Aan de Grote Markt liggen de Lakenhalle, het Belfort, het Nieuwerck en winkels en tavernes. Aan de kant waar de markt autovrij gemaakt is, staat ook een maquette van de Lakenhalle en het belfort, alsook een fontein.

Het Flanders Fields Museum is een interactief oorlogsmuseum gevestigd in de Lakenhalle van de Belgische stad Ieper. De naam verwijst naar een bekend gedicht van John McCrae: In Flanders Fields. Het museum werd in 2012 en 2021 grondig vernieuwd. In de herdenkingsjaren '14-'18 bezochten bijna 1,5 miljoen mensen het museum.


Bij de toegang van het museum hebben we een polsbandje gekregen, waarmee we de tourniquets het museum konden betreden. Onder leiding van een gids kunnen we kennismaken met hetgeen zich in de Eerste Wereld op het slagveld heeft afgespeeld.

 

 

 



Na het bezoek aan museum gebruiken we de lunch in een restaurant aan de Grote Markt. Waarna de gids ons mee voor een rondtoer in de omgeving en rondwandeling door de stad.










We passeren de Coomanstraat waar het Ypres War Victims Monument staat te pronken.

 

 

 

 

 We bezoeken het St. George’s Memorial Church aan de Elverdingenstraat.

 





De kerk werd in 1929 gebouwd ter herinnering aan de gesneuvelde soldaten van de "Ypres Salient". De kerk werd ontworpen door Sir Reginald Blomfield en werd gebouwd in de typische stijl van een Engelse parochiekerk. Binnenin herinneren heel wat voorwerpen, bronzen naamplaten, vlaggen, aan de oorlog.

Field Marshal Sir John French, Earl of Ypres, voormalig opperbevelhebber van de Britse troepen in leper, deed tijdens de heropbouw van de stad een oproep tot het bouwen van een Britse herinneringskerk.

De stad schonk een perceel grond op de hoek van de Elverdingestraat en het Vanden-peereboomplein. Field Marshal Lord Plumer legde, in aanwezigheid van de Belgische Koning Albert l, de 'eerste steen' op zondag 24 juli 1927, de dag waarop de Menenpoort werd ingehuldigd. De kerk zelf werd ingewijd op 24 maart 1929 door de Bishop of Fulham. Naast het gebouw kwam er een 'Pilgrims' Hall en een woning voor bedienaar van de kerk. Eton College betaalde voor de bouw van de aanpalende school.

 

Het kerkje is opgetrokken uit gele baksteen, heeft een zadeldak en achteraan een uitbouw voor een vijfhoekige doopkapel.

 

Op de top van de voorgevel staat een 'Cross of Sacrifice' gelijkaardig aan het kruis op de Britse militaire begraafplaatsen maar zonder zwaard.

 

Ongeveer elk voorwerp in de kerk werd geschonken ter nagedachtenis van individuelen of eenheden die in de Ypres Salient vochten.

 

Tijdens de oorlog waren de ruïnes van leper niet alleen een thuis voor de vele soldaten op weg naar of van het front en een basis voor militaire voorraden, maar ook voor tal van welzijnsorganisaties.

 

Meestal waren deze laatsten ontstaan in het kielzog van christelijke stichtingen zoals het Leger des Heils, de YMCA, het Church Army en een tak van de recent opgerichte Toc H beweging. Toc H beweging is een liefdadigheid organisatie.

 

Op het einde van de oorlog startte het Church Army een geldinzameling voor een permanente kerk en gedenkteken in Ieper. In een oproep voor bijdrages benadrukten ze het bijzondere belang van leper voor het Britse imperium: "Geen ander deel van het westelijk front eiste zo'n tol aan edel leven, geen ander deel waar Engels te horen is, koestert heiligere herinneringen. 

De stad leper en de door granaten verwoeste grond van de halve cirkel reikend van de moerassige IJzervlakte tot de heuvels van Passendale en Mesen zullen voor altijd symbool staan voor Britse heldenmoed, Britse zelfopoffering en Brits idealisme."

Maar niet iedereen was overtuigd. Sommigen wezen erop dat een anglicaanse kerk niet op haar plaats zou zijn in een grotendeels rooms-katholiek land en vroegen zich ook af of roomskatholieke veteranen en hun families dan van het bijwonen van erediensten uitgesloten zouden zijn.

Gelijk bij binnenkomst wordt je geboeid door de aparte sfeer in dit kerkje. Alles in dit kerkje  (het meubilair, de herinneringsplaquetten, de hele inrichting) werd door Britse verenigingen, regimenten of individuelen geschonken. Het meest in het oog springen de geborduurde kussens. Herinneringen en verwijzingen naar de verschillende regimenten waaronder de jonge Britse mannen vochten en stierven.



 


 

 

 

 

 


 

Earl French Memorial Font, St George’s Church.

John Denton Pinkstone French, 1st Earl of Ypres (Ripple, Kent, 28 september 1852 - Deal, Kent, 22 mei 1925) was een Brits veldmaarschalk en in het eerste deel van de Eerste Wereldoorlog opper-bevelhebber van de Britse troepen in Frankrijk.

We vervolgen onze weg, middels een rondtoer met de bus en een gids om diverse oorlogsgraven c.q. te bekijken dan wet te bezoeken. In de Westhoek liggen honderden grote en kleine soldatenbegraafplaatsen. Zowel Belgische, Britse, Franse als Duitse begraafplaatsen tekenen het West-Vlaamse landschap als eerbetoon aan de gesneuvelden in de Grote Oorlog.

 

 

 

In Passendale, aan de Tynecotstraat en de Vijfwegestraat, ligt het Tyne Cot Cemetery. Dit is het grootste van alle Britse soldatenbegraafplaatsen. Het omvat 11.908 graven en een monument voor 34.888 vermisten. Het werd ontworpen door sir Herbert Baker.

De naam Tyne Cot werd aan een kleine boerderij gegeven door de 50ste Divisie Northumberland. Deze hoeve lag op de eerste Duitse frontlijn en was omgeven door kazematten en bunkers. De 3de Australische Divisie veroverde ze op 4 oktober 1917 en men begroef hier de doden.

Na de oorloog werden 11.500 doden uit het slagveld rondom hier begraven. Het monument bestaat uit een Cross of Sacrifice, dat centraal staat, met daarachter de authentieke begraafplaats of Battle Cemetery en de Stone of Remembrance. The Missing Memorial, het monument voor de vermisten, ligt aan de achterzijde van de begraafplaats en werd opgericht omdat de Menenpoort te klein bleek om alle vermisten op te vermelden.

Het Welsh National Memorial Park herdenkt alle mannen en vrouwen uit Wales die betrokken waren bij de Eerste Wereldoorlog. Het monument werd opgetrokken in het gebied voor het dorp Langemark waar de 38e Welshe Divisie op 31 juli 1917 de bloedige strijd naar Passchendaele mee op gang trok.

Het monument in de vorm van een draak, het Welshe symbool werd opgericht in 2014 en was het resultaat van een Vlaams-Welshe vrijwilligerscampagne.


Tyne Cot Cemetery
is een Britse militaire begraafplaats met gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog gelegen in het Belgische dorp Passendale. De begraafplaats ligt 2,1 km ten zuidwesten van het dorpscentrum en 1,7 km ten noorden van Zonnebeke. Er liggen meer gesneuvelden begraven dan op elke andere Britse militaire begraafplaats op het Europese vasteland. De site staat sinds 2023 op de Unesco-Werelderfgoedlijst als onderdeel van inschrijving Begraafplaatsen en herdenkings-sites van de Eerste Wereldoorlog (Westelijk Front).

 


 

 

Voor het diner blijven we in Ieper om de Last Post bij te wonen. Het diner wat we aangeboden krijgen is in de Menenstraat 18, Restaurant Dépot.


 

 

 

 

De Last Post vindt plaats om acht uur onder de Menenpoort. De Menenpoort kan worden beschouwd als het algemene symbool voor de Eerste Wereldoorlog. Eigenaar en beheerder van het monument is de Commonwealth War Graves Commission. De officiële naam van het monument is Ypres (Menin Gate) Memorial. Het monument is een ontwerp van Sir Reginald Blomfield. Hij ontwierp dit gedenkteken als een klassieke triomfboog. Maar de Menenpoort is ook een ‘memorial to the missing’. Aan de binnenzijde zijn de namen van ongeveer 55.000 Commonwealth soldaten aangebracht, die voor 15 augustus 1917 als vermist werden opgegeven.

De naam verwijst naar de stad Menen, een stad waar men vanuit Ieper-centrum via de Menenpoort naartoe kan.

Dit monument is elke avond het decor voor de Last Post ceremonie. Elke avond weerklinkt stipt om acht uur de “Last Post” onder de Menenpoort. De dagelijkse activiteiten vallen even stil om de gesneuvelde soldaten uit WO I te gedenken.

Oorspronkelijk werd het gespeeld als afsluiting van de dag, tijdens de inspectie van posten, net als het Nederlandse Taptoe-signaal. In de 17e eeuw namen de Engelse soldaten dit signaal uit de Nederlanden mee naar huis, waar het geleidelijk de huidige vorm aannam. In Frankrijk wordt er Aux Morts geblazen en in Nederland Taptoe.


Elke avond om precies 20.00 uur, legt de politie het verkeer onder de Menenpoort stil zodat de klaroeners hun eenvoudig maar ontroerend eerbetoon kunnen brengen. Zij doen dit als eerbetoon aan de soldaten die hier zo veel jaar geleden streden en sneuvelden.


 

 

 

 


Dag 4 – 23 mei 2024. Bezoek Gent
We rijden vandaag naar Gent. In deze sfeervolle stad is de vroegere rijkdom nog steeds duidelijk zichtbaar. U kunt de stad op eigen gelegenheid bezichtigen, de moeite waard zijn zeker de Sint-Baafskathedraal en de Belforttoren. Hierbij kunt u ook gebruik maken van de Watertram die bij diverse bezienswaardigheden een halte heeft (niet inbegrepen).  Aan het eind van de middag gaan we terug naar het hotel.

Gent (Frans: Gand) is de hoofdstad en grootste centrumstad van de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en van het arrondissement Gent. Gent heeft een oppervlakte van 15.777 hectare en telt ruim 267.712 (ingeschreven) inwoners (2023), waarmee het naar inwonertal de op een na grootste gemeente van België is, na Antwerpen. De stad is tevens de hoofdplaats van het kieskanton Gent en telt vijf gerechtelijke kantons.

Gent ontstond uit Keltische woonkernen in het gebied van de samenvloeiing van de Leie en de Schelde. In de middeleeuwen groeide Gent onder impuls van een bloeiende wolnijverheid uit tot een van de grootste steden van Europa. Ook de vlas- en linnennijverheid en het stapelrecht op graan dat Gent verwierf droegen aanzienlijk bij tot haar welvaart. Na een korte calvinistische periode kende de stad een zeker verval dat pas keerde tegen het einde van de 18e eeuw, toen de katoennijverheid Gent tot een van de eerste industriesteden van het Europese vasteland maakte. In het Hof ten Walle, het latere Prinsenhof, werd op 24 februari 1500 de latere keizer Karel V geboren. In de stad werden de Pacificatie van Gent (1576) en de Vrede van Gent (1814) ondertekend.

Gent wordt ook wel de Fiere Stede of de Arteveldestad genoemd. Wegens zijn ligging in een uitgestrekt gebied van bloemen- en plantenkwekerijen wordt Gent ook de Bloemenstad genoemd (zie Gentse Floraliën). De inwoners van Gent heten Gentenaars en dragen de bijnaam Stroppen (Stroppendragers). In Gent spreekt men Gents, een dialect dat behoorlijk sterk van de andere Oost-Vlaamse dialecten afwijkt.

Vandaag kunnen we Gent, zonder gids, verkennen. De bus staat aan de parkeerplaats nabij het station Dampoort. Vandaar kunnen gemakkelijk naar het centrum lopen. Via de Dampoortstraat komen we uit bij de rivier de Leie, de brug oven en dan zijn we op de Steendam, tevens het centrum van Gent. Op de St Jacobsmarkt hebben we een klein restaurantje gevonden, St. Jacobsfrituur, waar we een kopje koffie dan/wel thee hebben gedronken. Vandaar zijn we op zoek gegaan naar het Gravensteen.

We passeren de Vrijdagmarkt.

De Vrijdagmarkt in de Belgische stad Gent is een van de oudste pleinen in de stad. Het plein is ongeveer één hectare groot en speelde een grote rol in de geschiedenis van de stad. Midden op de Vrijdagmarkt staat een standbeeld van Jacob van Artevelde, die er op 26 januari 1340 koning Eduard III van Engeland tot koning van Frankrijk uitriep en daarmee het gezag van de graaf van Vlaanderen en diens leenheer tartte. De Gentenaars organiseerden hier de blijde inkomsten van de graven van Vlaanderen. Het was hun forum en ze hielden er steekspelen. Het plein was ook het toneel van terechtstellingen en afrekeningen.

Jacob van Artevelde, bijgenaamd de Wijze man (Gent, ±1290 – aldaar, 24 juli 1345) was een Vlaams volksleider en staatsman. Hij behoorde als lakenkoopman, makelaar en bezitter van uitgestrekte eigendommen tot de gegoede burgerij in Gent.

Jacob van Artevelde werd vooral bekend als Gents opstandelingenleider. Toen Frankrijk vanwege de Honderdjarige Oorlog met Engeland al diens bezette gebieden verbood handel te drijven met de Engelsen, ging van Artevelde tegen deze bevelen in en hervatte de wolhandel met Engeland. Om die reden wordt hij nog steeds in Gent als een volksheld gezien.

 

 

 


De patroonheiligen van Gent zijn Sint-Lieven en Pharaïldis. Sint-Bavo is de patroonheilige van het bisdom Gent; naar hem zijn de voormalige Sint-Baafsabdij en de huidige Sint-Baafskathedraal vernoemd.

Als tijdens je city break in Gent even naar de magische skyline van de binnenstad tuurt, kan je het niet missen. Het Belfort is de middelste toren van de beroemde torenrij, tussen de Sint-Baafskathedraal en de Sint-Niklaaskerk. Een vurige draak, het trotse symbool en de mascotte van Gent, bewaakt het historische hart van Gent.

 

 








Vanaf de Zuivelbrugstraat hebben we zicht op de Leie.


 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

Over de brug komen we aan in Kraanlei.


De Kraanlei is een straat in het centrum van de Belgische stad Gent. De straat ligt langs de Leie en vormt de zuidelijke begrenzing van het Patershol. Ze is genoemd naar de houten kraan die daar vanaf de 16e eeuw zou gestaan hebben.

 

 

 


Zware stukgoederen, zoals vaten wijn en diverse andere goederen, werden hier gelost. De kraankinderen beschikten over een zeer stevige houten kraan, deze had één verdieping. Deze verdieping werd gebruikt voor het bijhouden van de boekhouding. Aan beide zijden van de kraan werd er een traprad geïnstalleerd waardoor de kraankinderen de kraan in beweging konden stellen.

Kraankinderen waren knechten of dienaars die niet enkel ten dienste stonden van de wijnschroders, maar ook voor het lossen van siroop, azijn, olie, kanonnen, molenstenen, etc. De kraankinderen hadden St.-Martin als patroon, de bisschop van Tours.

 

 

 

Het Vliegend Hert, ook wel De Fluitspeler of De Hel genoemd, is samen met het naastgelegen Huis De Werken Van Barmhartigheid een geheel van historische panden op de Kraanlei (nummers 79-81) aan het Patershol in de Belgische stad Gent.

Het Vliegend Hert werd grondig verbouwd door architect A.R. Janssens in 1917-1918 en 1931. Oorspronkelijk werd het Vliegend Hert in 1669 opgericht voor goudsmid Jan Van Hoorebeke. De afbeeldingen op de gesculpteerde panelen stellen de zintuigen voor. Boven het portaal geeft een paneel de naam van het huis weer onder de voorstelling van een gevleugeld hert. De bovenbouw is met weelderige terracotta bas-reliëfs en volsculptuur uitgewerkt. Bovenaan is er een medaillon met een fluitspeler in een oculus in een, waardoor het huis soms ook 'De Fluitspeler' wordt genoemd. Bovenaan het gebouw troont een staande madonna als allegorie van de liefde.


 

 


 

 

Op deze manier worden de niet meer gebruikte potten en deksels hergebruikt.

 

 

 

Aan de Rekelingen vinden we de waterburcht Gravensteen.

Het Gravensteen is een versterkte waterburcht, gelegen in de Oost-Vlaamse stad Gent met een vrijwel intact verdedigingssysteem. Het huidige kasteel dateert uit 1180 en was de residentie van de graven van Vlaanderen tot 1353. Het werd later herbestemd als rechtbank, gevangenis, muntdrukkerij en zelfs als katoenfabriek. Het werd in 1893-1903 gerestaureerd.

Het is nu een museum en vormt een belangrijke toeristische trekpleister in de stad. Van de burcht zijn het poortgebouw, de walmuur, de donjon, de grafelijke residentie en de paardenstallen toegankelijk voor bezoekers.

Het Gravensteen in de middeleeuwen

Graaf Boudewijn I (837-879) zou de eerste versterking hebben laten oprichten als verdediging tegen de invallen van de Noormannen.

Rond 879 is het Gravensteen een onderdeel van het legerkamp van waaruit de Scheldevikingen de omgeving plunderden.

Graaf Arnulf I (889-965) liet de versterking drastisch verbouwen tot wat gezien kan worden als de eerste echte voorloper van de latere burcht. Op een met hout versterkte ophoging bevond zich een groot centraal gebouw, met verscheidene bijgebouwen, bedoeld voor onder meer de opslag van graan en andere levensmiddelen. Alle gebouwen waren uit hout vervaardigd. In de Miracula Bavonis (midden 10e eeuw) wordt het gebied "novum castellum" of nieuwe versterking genoemd. Er woonden leerbewerkers en mogelijk was er ook al een kapel.

Graaf Robrecht I de Fries (tussen 1029/1032-1093) liet de bestaande versterking drastisch ombouwen. De centrale houtbouw werd vervangen door een grote stenen donjon van 33 bij 18,8 meter, die drie verdiepingen telde. De drie grote zalen boven elkaar, de monumentale stenen trap, de lichtopeningen, de wandhaarden en de latrines beklemtonen de luxe en het comfort van die tijd. Het grote zaalgebouw, of aula, had vooral een representatieve functie. 

De eigenlijke grafelijke leefruimte of camera moet vlakbij gelegen hebben. Rondom bevonden zich opnieuw houten nutsgebouwen, alsook een toren. Het geheel werd omringd door een omheining.

Tijdens een volgende bouwfase ontstond een mottekasteel, met een kenmerkende opperhof en voorhof. Rond de stenen donjon werd een motteheuvel gevormd met aarde afkomstig uit de rondom gegraven slotgracht. De vroegere benedenzaal, die oorspronkelijk op de gelijkvloerse verdieping lag, werd daardoor een kelder. Op het motteplateau bevonden zich ook allerlei houten bijgebouwen. Een stenen poort en een stenen omheining schermden de opperhof af van een voorhof, waar nutsgebouwen stonden. Mottekastelen waren algemeen verspreid in de 11e en de 12e eeuw. Zo bevestigden de edelen, en dus ook de graaf van Vlaanderen, tegenover de vorst, andere edelen en ondergeschikten hun aanwezigheid in een bepaald gebied. Een grote brand teisterde in 1176 het mottekasteel en de gebouwen op de voorhof.

Graaf Filips van de Elzas (1142-1191) liet op het bestaande kasteel een geheel nieuwe burcht optrekken (1180). De motteheuvel werd verhoogd en verbreed als basis voor een nieuwe reeks houten bijgebouwen. De centrale zaalconstructie werd opgetrokken tot een majestueuze donjon of Hall Keep van zowat 30 m. De poort kreeg een voorbouw en sloot aan bij een omheining met 24 uitkragende torens. Stenen van diverse kleur gaven de militaire architectuur een rijkelijke uitstraling.

Zo symboliseerde het kasteel een niet mis te verstaan teken van de grafelijke macht in het woelige Gent, en vormde het een tegenwicht tegen de hoge stenen huizen van de rijke patriciërs aan de overzijde van de Leie. Wellicht nam hij het Krak des Chevaliers als voorbeeld.

Graaf Lodewijk van Male (1330-1384) vond dat het Gravensteen hem te weinig comfort bood en verplaatste de residentiële functie naar het Hof ten Walle (het latere Prinsenhof, waar op 24 februari 1500 keizer Karel V geboren werd). Het kasteel behield wel zijn algemene bestuursfunctie in het graafschap Vlaanderen. Vanaf 1353 werd de Munt van Gent naar het kasteel overgebracht. Vanaf 1407 vond ook de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege in het graafschap, er onderdak. De burcht werd nu ook als gevangenis gebruikt.

In de late 19e eeuw werd het Gravensteen geherwaardeerd. Het rijk en de stad kochten het complex in diverse etappes uit particulier bezit terug, en bij ontmantelingswerken werd zowat alles wat niet van Doornikse steen was verwijderd. Zo kwamen de imposante resten van het middeleeuwse kasteel tevoorschijn, en na jaren van administratieve problemen en discussies startte in 1894 een eerste grote restauratie onder leiding van architect Joseph de Waele. In de voetsporen van de grote Franse restaurator Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879) opteerde hij voor een eerder romantisch getinte interpretatie van het kasteel ten tijde van graaf Filips van de Elzas. Heel wat details van het huidige Gravensteen, zoals de platte daken en de vensters van het oostelijke bijgebouw, gaan echter zeker niet terug op een reële middeleeuwse situatie.

Door de restauratie kreeg het Gravensteen echter een nieuwe betekenis: het verwierf wereldfaam als het meest bezochte toeristische monument van Gent, zoals bij de Wereldtentoonstelling van 1913. Hoewel het Gravensteen gedurende de hele 20e eeuw een van de meest bezochte monumenten in Gent bleef, had men helaas weinig aandacht voor de instandhouding ervan. Dit leidde tot stabiliteitsproblemen en nieuw verval. Ook wetenschappelijk gezien was het Gravensteen een van de minst bekende grote monumenten van Noord-Europa.

Een eerste reeks opgravingen in 1951-1954 gaven een nieuwe aanzet. De nieuwe herwaardering ging definitief van start met de viering van 800 jaar Gravensteen in 1980, onder impuls van Joan Vandenhoute (1951-1981). Een diagnose van de grootste problemen leidde tot een restauratieprogramma in diverse fasen. Alle consoliderings- en restauratiewerken worden voorafgegaan door nieuw archeologisch bodem- en muuronderzoek. Tezelfdertijd zoekt de stad Gent naar nieuwe vormen voor de culturele en toeristische beleving van dit unieke Gentse monument. Zo werd begin 2002 naast het Gerechtsmuseum, dat kan bogen op een unieke verzameling dwang- en foltertuigen, ook het Wapenmuseum geopend.

Sinds begin 2009 staat de burcht opnieuw in de steigers. Vooral de omwallingsmuur was dringend aan restauratie toe. De typerende klimop verdween toen omdat die het gebouw te veel aantast. Sinds juni 2016 staat het Gravensteen voor twee derden terug in het water.


 

 

 

 

 

 


 








 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

 

Voor het beste uitzicht op Gent kun je het 95 meter hoge belfort bezoeken. Deze toren is in de veertiende eeuw gebouwd en vormt het middelpunt van de bekende torenrij van Gent. Het belfort staat tegen de lakenhal aan gebouwd. Het belfort is de hoogste toren, maar niet het hoogste bouwwerk van Gent. In 2012 werd het belfort daarin voorbijgestreefd door de Arteveldetoren. Je kunt het belfort tegen betaling bezoeken. Het eerste deel moet je een wenteltrap beklimmen, maar vervolgens kun je met de lift naar het niveau dat een prachtig uitzicht over de stad Gent biedt.

 



 


 

 

Aan de Belfort 4 bevind zich het politiebureau centrum. Op de televisie is dit de locatie van Flikken Gent.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dag 5 – vrijdag 24 mei 2024 – Terugreis via Antwerpen.

Na het ontbijt vertrekken we richting Antwerpen, de grootste stad van Vlaanderen. U krijgt hier de mogelijkheid om het historische centrum op eigen gelegenheid te bezichtigen. Vervolgens zullen we weer met de touringcar naar Nederland gaan voor een afscheidsdiner waarna de taxi u weer naar huis brengt.

Antwerpen (Frans: Anvers) is een centrumstad in het Vlaams Gewest in België. Het is de hoofdstad van de provincie Antwerpen en van het gelijknamige arrondissement. Anno 2023 telde de gemeente ruim 536.079 inwoners op een oppervlakte van 20.432 hectare. Daarmee is het qua inwonertal de grootste gemeente van België en naar oppervlakte de derde, na Doornik en Couvin.

De stad ligt grotendeels op de rechteroever van de Schelde, die deel uitmaakt van de gemeente- en provinciegrens. Rondom de Schelde ligt het uitgestrekte havengebied met internationaal vrachtvervoer. De fusiehaven Port of Antwerp-Bruges is na Rotterdam de grootste containerhaven van Europa. Van groot economisch belang is de petrochemische bedrijvigheid bij Antwerpen. De stad is ook een wereldcentrum voor de handel in diamant.

Antwerpen is tevens de hoofdplaats van het kieskanton Antwerpen. De gemeente zelf telt twaalf gerechtelijke kantons. De stad is ook zetel van het rooms-katholieke bisdom Antwerpen en het Anglicaanse aartsdekenaat Noordwest-Europa.

De inwoners van Antwerpen worden soms Sinjoren genoemd, naar het Spaanse woord señor. De stad zelf wordt door sommige van haar inwoners afgekort 't Stad en soms de koekenstad genoemd, dit laatste vanwege de vele koekenfabrieken tussen 1830 en 1960 in Antwerpen. De Beukelaer en Parein waren daarvan de bekendste.

Hoe Antwerpen aan zijn naam is gekomen.

Toen de beroemde heerser en legeraanvoerder Julius Caesar zich met zijn legioen inscheepte op weg naar Brittannië, liet hij vele van zijn vrienden en volgelingen achter in de provincies op het vasteland, om de veroverde gebieden te verdedigen.

Onder hen was de moedige Salvius Brabo, die zich in Gent vestigde, en naar hem begon men dit gebied na verloop van tijd Brabant te noemen.

Net als Caesar wilde ook Brabo Rome's roem en macht vergroten door het veroveren van belangrijke gebieden in het barbaarse land. Daarom zat hij iedere dag in het zadel, en kende slaap noch ontbering.

Op zekere dag verliet hij met zijn gewapend gevolg de stad Gent en vervolgde zijn weg door kale vlakten en dichtbegroeide heidevelden. De westenwind zorgde zoals gewoonlijk voor mist en laaghangende wolken, en toen het ook nog langdurig begon te regenen, werden de wegen voor de paarden haast onbegaanbaar. Slechts met de grootste moeite konden zij zich uit de drassige bodem bevrijden.

Toen gaf Brabo het bevel: "Afstijgen."

Zelf ging hij op verkenning uit in de naaste omgeving, die dicht met riet was begroeid, en bij zijn terugkomst zei hij: "Er moet hier ergens een rivier of beek zijn, we moeten een doorgang zien te vinden."

"Ja heer, hier stroomt de Schelde en ook de doorgang is hier niet ver vandaan," vertelde een der mannen.

"Welnu, breng ons erheen, dan kunnen we onze weg vervolgen," beval Brabo.

"Graag heer, maar de doorwaadbare plaats wordt bewaakt door de verschrikkelijke reus Druoon Antigonus. Vanuit zijn toren aan de oever van de rivier kan hij alles overzien en ontdekt iedereen, die de overkant wil bereiken. Hiervoor moet een zware tol worden betaald, iedereen die de rivier wil oversteken slaat hij de hand af."

"En laten jullie je dat allemaal welgevallen?" vroeg Brabo verontwaardigd, "probeert er dan niemand met de reus te strijden?"

"Zulke waaghalzen zijn er inderdaad geweest, maar de reus heeft ze allen gedood en hun hoofd in de Schelde geworpen," antwoordde de man.

Salvius Brabo bedacht zich geen moment: "Ik zal met de reus mijn krachten meten, en dan zullen we zien wie er zal overwinnen."

Al spoedig kwamen de Romeinen bij een grote stenen toren," en precies op deze plek stroomde de rivier en ook de doorwaadbare plaats was goed te zien. Voor ze echter de nabije oever konden bereiken, weerklonk uit de toren zo'n oorverdovend spektakel, dat het leek alsof de rotsen zich in tweeën zouden splijten.

En daar verscheen Druoon Antigonus, zijn zwaard dreigend omhoog geheven. Druoon Antigonus was werkelijk reuzegroot, zo groot zelfs, dat de paarden hem niet verder dan tot zijn middel reikten. En toen hij begon te spreken, dreunde het de mannen in de oren. "Jullie willen zeker naar de overkant? Leg dan maar een voor een je hand op het hakblok, zodat ik ze kan afslaan, want dat is de tol die voor de overtocht betaald moet worden. Of is er soms iemand die met mij wil vechten?"

In plaats van te antwoorden trok Salvius Brabo zijn zwaard, gaf zijn paard de sporen en reed het monster tegemoet. Met verschrikkelijke kracht wilde de reus toeslaan, maar Brabo's paard sprong op het laatste nippertje opzij en het zwaard boorde zich diep in de aarde. Onmiddellijk greep de Romein in; voordat Antigonus besefte wat er gebeurde, lag zijn rechterhand afgeslagen in het gras. De reus schreeuwde het uit van pijn en de toren sidderde op zijn grondvesten. Maar de reus herstelde zich snel; hij probeerde met zijn linkerhand het zwaard uit de aarde te trekken en boog zich daarbij diep voorover.

En weer was de Romein hem te vlug af. Hij greep het wapen met beide handen en trof de reus met zo'n geweldige slag op zijn nek, dat het reuzenhoofd met een wijde boog de Schelde invloog.

Nu was de weg vrij. Maar nog voordat ze de rivier waren doorgetrokken, wierp Salvius Brabo de afgeslagen hand van de reus in de Schelde en riep: "Daar, waar deze hand het water van de Schelde zal bereiken, daar zal de grens van Brabant zijn."

En zo had Salvius Brabo de grenzen vergroot en het land bevrijd van nood en ellende.

Maar daarmee is ons verhaal nog niet ten einde.

Salvius Brabo ging naar Julius Caesar in Brittannië en bracht verslag uit van zijn strijd met de reus. Na zijn woorden te hebben aangehoord, sprak Caesar: "Keer met je gevolg naar deze plek terug en bouw daar een stad, waarover jij moet gaan regeren. Ikzelf zal er voor zorgen, dat het een bloeiende en beroemde stad zal worden."

Brabo liet zich dit geen tweemaal zeggen. Nog in hetzelfde jaar schoten rondom de stenen toren aan de Schelde de huizen als paddenstoelen uit de grond, en steeds meer kwamen er bij.

Dankzij de vele voorrechten en privileges die Brabo van Caesar ontving, werd het al gauw een stad van grote betekenis, die in niets onder hoefde te doen voor de steden van het oude Romeinse Rijk.

 

Hoe ze genoemd werd? Antwerpen! Van het woord hand-werpen. Nog altijd herinnert de naam van de stad aan Brabo's strijd met de reus Druoon Antigonus.

En toen de inwoners van Antwerpen hun stad, na vele eeuwen, een wapen gaven, werd daarop de afgeslagen hand van de reus Druoon Antigonus afgebeeld.


Antwerpen is een indrukwekkende stad, de moeite waard om deze te bezoeken. Maar dan moet het wel goed weer zijn. Wij hadden het qua weer nier zo getroffen. Regen en nog eens regen.


Kasteel Steen, dateert uit dezelfde als de stad. Volgens de legende bewoonde de reus Druoon Antigoon het kasteel met de torentjes. Rond 693 poogde St.-Willibrordus van hieruit de bevolking te bekeren. In 830 vernietigden de Noormannen de vesting, maar rond 1520 werd het Steen in opdracht van Keizer Karel V gerestaureerd. In de 18e eeuw deed het dienst als gevangenis.

Dit is de Suikerrui met op de achtergrond het Onze Lieve Vrouwekathedraal.

De Suikerrui is een straat in het oude centrum van de stad Antwerpen en verbindt de Grote Markt met de oostoever van de Schelde. De naam verwijst ook naar de rui die zich onder de straatstenen bevindt. De naam Suikerrui stamt uit omstreeks 1530.

De Ruien zijn de oude grachten en riolen van Antwerpen die tussen de zeventiende en de negentiende eeuwen werden overwelfd.

 

Daal af in een onderaardse wereld en ontdek een vergeten stuk Antwerpse geschiedenis! In de middeleeuwen doorkruisten ontelbare Ruien, vlieten en vesten de stad. Toen die waterwegen hun functie als bron en haven verloren, werden De Ruien overwelfd en verdween een uniek stukje erfgoed uit het stadsbeeld en ons geheugen. Een bezoek aan dit verborgen gangenstelsel, met haar oude gewelven, kanaaltjes, bruggen, riolen en sluizen neemt u mee op een reis door de tijd. Tijdens een wandeling door deze bijzondere omgeving leert u de geschiedenis van De Ruien kennen door verrassende weetjes en anekdotes en ontmoet u haar huidige bewoners. Een niet te missen ervaring voor iedereen met een hart voor architectuur, geschiedenis en ’t Stad!

Nello en zijn hond Patrasche

De hond van Vlaanderen is een verhaal over het jongetje Nello en zijn hond Patrasche. Het verhaal over de vriendschap tussen de twee is wereldberoemd en speelt zich af in Hoboken en Antwerpen. Sinds november 2016 zijn de vriendjes te bewonderen op Handschoenmarkt. Nello is een arme weesjongen die op zekere dag vriendschap met een achtergelaten hond, Patrasche. Dagelijks bezoeken ze samen de grote Sinjorenstad om er melk te verkopen. Een bezoek aan de kathedraal staat daarbij steevast op zijn wensenlijst wanneer hij in de stad komt. Even een blik werpen op de intrigerende schilderijen van Rubens, dat zou mooi zijn. Temeer omdat zijn grootste wens is zelf ooit kunstschilder te worden.

De kerk is echter het domein van de rijken, niet voor jongens van de straat. Zonder het hele verhaal te verklappen, kun we zeggen dat de twee het niet gemakkelijk hebben. Op een zeer koude Kerstavond eindigt het leven van Nello en Patrasche in dezelfde kathedraal. Vroege kerkgangers treffen de vriendjes op Kerstochtend levenloos aan.

We wilden de kathedraal bezoeken, echter er was een huwelijks plechtigheid gaande. Zodoende konden we er niet in.


In deze dubbeldekker zijn bruid en bruidegom met aanhang naar de kerk gebracht.

Antwerpen is een indrukwekkende stad, de moeite waard om deze te bezoeken. Maar

dan moet het wel goed weer zijn. Wij hadden het qua weer niet zo getroffen. Regen en

nog eens regen.

 

 

 

 

In totaal hebben we nog zo’n 189 km af te leggen om in Uitgeest te komen, maar dan

moet het verkeer ook wel meewerken. Je kunt het in ong. 2 uur doen, maar dan de files

rondom Rotterdam gooit roet in het eten. Rond half drie vertrokken we uit Antwerpen en

kwamen rond half zeven aan in Uitgeest.

 

In Uitgeest werden we onthaald op goed verzorgde diner en na het diner stonden de busjes klaar om ons weer veilig thuis te brengen. Al met al veel gezien en het naar ons zin gehad.

Het gezelschap werkt daarbij ook bij. Afwachten wat het programma voor volgend jaar ons biedt