dinsdag 23 oktober 2018

Gasselte 2018


Vakantie in Gasselte

Onze derde vakantie dit jaar. Eerst naar het Gardameer voor de opera’s in Verona. Daarna naar Exloo met onze vriendin Beryl uit Engeland. En nu naar de camping in Gasselte.

Kratten inpakken. Vrijdagmorgen inladen.

Vrijdag 7 september 2018

Zo te zien laten we de donkere wolken achter ons.




Onze eerste stop is Staphorst waar we de lunch gebruiken bij Waanders. Daarna op weg naar het Museum Staphorst. Staphorst, een gemeente met vele gezichten, spreekt tot de verbeelding. De lange lintbebouwing met haar kleurrijke boerderijen, de klederdracht, die nog steeds volop gedragen wordt en de vele tradities en gewoonten, maken Staphorst tot een unieke gemeente.




Het museum biedt volop de gelegenheid om het cultuurrijke heden en verleden van Staphorst te ontdekken.
Staphorst staat bekend om de kleurrijke klederdracht die nog altijd gedragen wordt door een groot aantal inwoners. Ongeveer 500 vrouwen dragen nog dagelijks de klederdracht. Op hoogtij dagen zijn het er meer dan 700. Het aantal mannen dat de klederdracht nog draagt is zeer gering. In het museum bevindt zich een aanzienlijke collectie klederdracht. Dit is onderdeel van de permanente expositie, hoewel de kleding wel met enige regelmaat gewijzigd wordt. Daarbij horen ook de prachtige gestipte mutsen en zilveren oorijzers.

Een andere deelcollectie bevindt zich in het voorhuis van Museum Staphorst dat op authentieke wijze is ingericht, waar je kan zien hoe er vroeger geleefd werd. Het meubilair heeft de warme kleuren die zo typerend zijn voor Staphorst en de kasten liggen vol met uniek materiaal. Omdat het museum gehuisvest is in een oude boerderij, hebben zij ook objecten die herinneren aan de tijd waarin de boerderij nog een boerenbedrijf was.



Ieder jaar richten zij in ieder geval één nieuwe tentoonstelling in. Daarvoor putten ze uit de eigen collectie en werken ze samen met andere organisaties en kunstenaars. 




In 2017 werd de tijdelijke expositie: “Van traditioneel houtambacht naar modern houtbedrijf” ingericht. In deze expositie ziet u enkele houtambachten, die veel boeren vroeger parttime uitoefenden als aanvulling op hun inkomsten uit het boerenbedrijf. Vanuit deze traditionele ambachten zijn in Staphorst diverse grote moderne en innovatieve bedrijven ontstaan. Een interessante ontwikkeling! Deze expositie zal ook in 2018 nog te zien zijn.
Op de bovenverdieping is vanaf 24 maart 2018 een expositie over het Staphorster streeksieraden: sieraden die gedragen zijn bij de plaatselijke streekdracht of klederdracht.



Zij vertellen iets over de drager, bijvoorbeeld over de levensfase of het tijdperk waarin de drager leefde.
Ze zijn ook gebonden aan het moment van de dag of van de week. Het materiaal waarvan streeksieraden zijn gemaakt kan, net als de kleding, duiden op de welstand van de drager. De meeste streekgebonden sieraden hebben een functionele oorsprong, zoals knopen, gespen of haken en ogen. Ook het oorijzer was oorspronkelijk functioneel, maar ontwikkelde zich tot een decoratief sieraad. Er is niet alleen aandacht voor ontwikkeling en betekenis van de sieraden. Ook de vervaardiging en het vermaken van Staphorster streeksieraden komt in beeld.

http://www.puntuit.nl/nieuws/de-laatste-der-drachtdragers-video
 
Het straatje waar het Museum Staphorst gevestigd is, is verboden voor auto’s. Dit betekent dat men in de directe omgeving van het Museum moet parkeren. Er is ruim voldoende (gratis) parkeermogelijkheid. Nog meer parkeergelegenheid op drukke dagen is te vinden op het Marktplein van Staphorst, op slechts 300 meter van het Museum.

Museum Staphorst - Gemeenteweg 67 - 7951 CE  Staphorst



Zaterdag 8 september 2018



Na de boodschappen gedaan te hebben en geluncht, zijn we op weg naar Eext.




In Eext is aan de Middenstraat 3 een Dorpsmuseum, De Kluis, gevestigd. Het laat de bezoekers zien hoe men in het verleden leefden, werkten en welke bedrijven er inmiddels verdwenen zijn.


Het museum is gevestigd in een voormalige diepvrieskluis, gebouwd in 1958. In het gebouw waren 120 diepvriescellen die konden worden gehuurd voor het bewaren van groenten, vlees etc. Met de komst van diepvrieskisten/kasten voor particulier gebruik verloor het gebouw rond 1970 zijn functie. Nu vind je geen ingevroren etenswaren meer in de Kluis, maar is het een tentoonstellingsruimte met onder andere oude reeds verdwenen bedrijven, zoals een stelmakerij, bakkerij, smederij, kapper e.d. De exploitatie van dit museum is in handen van de dorpsbewoners zelf die op vrijwillige basis en met groot enthousiasme de  dagelijkse werkzaamheden verzorgen en nieuwe initiatieven ontplooien.

Stijlkamer


In een gedeelte van het museum is een woonkamer uit het begin van de vorige eeuw nagebouwd met een authentiek plafond en een kastenwand met bedstee. Hier waan je je in oma’s tijd.




De Kluis – Middenstraat 3 – 9463 PP Eext –




Na het bezoek aan het museum zijn we nog een stukje wezen toeren. In de Herberg de Fazant in Oudemolen hebben we wat te drinken genomen om daarna terug te gaan naar de camping.



Niet zo ver van de camping begint de auto rare kuren te vertonen. Allerlei lampjes in het dashboard gaan ineens aan, waaronder die van de dynamo. Op de parkeerplaats van de camping maar laten staan en morgen zien we wel weer verder.


Zondag 9 september 2018.



Vandaag maar weer de auto uitgeprobeerd. Het euvel is hetzelfde. Dan maar de wegen-wacht erbij gehaald en de monteur gaf als diagnose dat de dynamo aan vervanging toe is. In Gasselte is de Auto Service Poorten gevestigd. Hopelijk kunnen zij ons weer op weg helpen. Via internet een afspraak gemaakt voor morgen.

En vandaag maar verplicht op de camping blijven. Het is mooi weer en de zon schijnt geregeld.

Maandag 10 september 2018.

Mogelijk dat de auto in de ochtend naar de garage kan om de dynamo te laten vervangen. 



We hebben de auto naar garage Poorten gebracht. Zij gaan eerst kijken welke werkzaam-heden aan de auto moet worden gedaan en daarna zullen zij ons informeren over de kosten. Afhankelijk van een aantal factoren is de schatting dat de klus a.s. woensdag geklaard kan worden.



Voor ons blijft het openbaar vervoer een optie om naar Exloo te gaan. Daar kunnen we naar Schutrups om mijn instappers op te halen. De lunch willen we bij de Meulenhoek gebruiken.




Terug met het OV naar de camping. Daar wachten we op het telefoontje van de garage wanneer we de auto weer in ontvangst kunnen nemen. Afwachten maar. Wij kunnen daar geen invloed op uit oefenen, het ligt in de handen van de garage. Zojuist het verlossende telefoontje gehad, waar zij ons vertelde wat het euvel is en hoeveel er in rekening wordt gebracht. Of vanmiddag of morgenochtend de klus geklaard is horen we van de garage.



Door de problemen met de auto zijn onze plannen voor de rest van de vakantie danig in de war geschopt. Rond vijf uur werden we gebeld met de mededeling dat de auto klaar is en kan worden opgehaald. Gelukkig zijn we weer mobiel.



Dinsdag 11 september 2018.



Vandaag gaan we naar het Koloniehof in Frederiksoord. Het is een museum die deel uit maakt van de Maatschappij van Weldadigheid.


Onderweg kwamen we nog een aantal praalwagens tegen die deel uitmaakte van de corso, die afgelopen zaterdag 8 september heeft plaatsgevonden. 



Een stukje geschiedenis van de maatschappij van Weldadigheid wordt weer gegeven in een korte route over het terrein van de Koloniehof.




(2)       Geschiedenis Maatschappij van Weldadigheid



In dit gebouw is een video te zien die ingaat op een stuk geschiedenis van de maatschappij van Weldadigheid. Helaas wel geluid maar geen beeld.



(3)       School in de Kolonie


Grote waarde werd gehecht aan het onderwijs. De kinderen waren verplicht onderwijs te volgen.






En zo ook het leren van huishoudelijke zaken zoals o.m. weven, naaien en het omgaan met een wasmachine. 



(4) Plaggenhutten


Sommige, vooral jongere - uit de kolonie weggestuurde kolonisten vestigden zich in de directe omgeving in haastig gebouwde plaggenhutten en vormden de zogenaamde desperado-kolonies.



(5) Koloniehuisje











De maatschappij bouwde vervolgens definitieve kolonies, bestaande uit kleine koloniehuisjes met een beetje grond. Die huisjes stonden op regelmatige afstand van elkaar langs kaarsrechte wegen. 





Plattegrond Koloniehuis

De kolonies I en II werden later omgevormd tot het dorp Frederiksoord, de andere kolonies tot de dorpen Wilhelminaoord en Boschoord (in Zuidwest-Drenthe) en Willemsoord (in Noordwest-Overijssel). Hier werden in de periode 1818-1911 zo'n 1400 gezinnen opgevangen.



(6)       Proefakkers
Deze werden aangelegd om te zien welke gewassen het best konden verbouwd worden door de Kolonisten.

(7)       Bijenstal

Bijen zijn essentieel bij het bestuiven van bloemen en planten van honderden fruit- en groentesoorten. In onze voedselketen is honing één van de primaire voedselelementen en daarnaast zorgen de bijen voor onze groenten, fruit en brood op tafel, …
Het ontbreken ervan zou een wereldramp in de voedselvoorziening ontketenen.





(8)       Doolhof


We hebben ons daar maar niet aan gewaagd.



(9)       Kolonieverleden verteld.


De permanente video-expositie in de Koloniehof ‘Kolonieverleden Verteld’ is een expositie van 16 unieke videoportreten van kolonistennazaten. Er wordt openhartig verteld over o.a. het leven als koloniedokter, boerendochter, bosarbeider en pachter. Twee eeuwen Kolonieleven beelden voor het voetlicht gebracht.






(10)     Op zoek naar je verleden.


Van de kolonisten van destijds leven op dit moment door heel Nederland verspreid ruim 800.000 afstammelingen. Niet allemaal onbekende mensen… Zo vonden Daphne Bunskoek, Philip Freriks, Henny van der Most en Jeltje van Nieuwenhoven hun voorouders terug als kolonisten in de Koloniën van Weldadigheid. Best leuk om uit te zoeken of úw roots hier liggen. Deze gegevens zijn beschikbaar op www.allekolonisten.nl




(11)     Welkom toen, welkom nu.


In de Koloniën van Weldadigheid ervaar je het unieke verhaal van Johannes van den Bosch, die vanuit zijn ideologie geloofde in een maakbare samenleving. Door huisvesting, werk, scholing en zorg wilde hij de paupers uit de stedelijke gebieden een beter leven bieden. Hiervoor stichtte hij in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid. Een unieke geschiedenis waarvan de sporen nog steeds zichtbaar zijn in het landschap.  Een plek waaraan middels diverse initiatieven, geïnspireerd door het gedachtegoed van Johannes van den Bosch, een nieuwe betekenis wordt gegeven.




(12)     Koffiekamer

Even op adem komen dat kan in het authentieke restaurantje en voor verrassende cadeautjes en kolonieboeken bent je welkom in onze Koloniewinkel.
 
De Maatschappij van Weldadigheid richt in zeven jaar tijd zeven Koloniën van Weldadigheid op: vijf in het noorden van Nederland en  twee in het zuiden, in wat nu de Belgische Kempen zijn.

In Nederland:
-       Frederiksoord
-       Wilhelminaoord
-       Willemsoord
-       De Ommerschans
-       Veenhuizen
En in België:
-       Wortel-Kolonie
-       Merksplas-Kolonie

Willemsoord is als kolonie voor arme stedelingen in 1820 gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid. Er werd toen begonnen met de aanleg van wegen en de bouw van de eerste 100 huisjes voor de kolonisten. Daarnaast kwamen er grotere gebouwen zoals woningen voor de directeuren, een school met onderwijzerswoning en een spinzaal met washok. De benodigde grond was daarvoor gekocht van onder meer Het Heideveld Steenwijkerwold.
Generaal Johannes van den Bosch was de geestelijk vader van de plannen om de koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord te stichten om kansarme gezinnen uit het westen van Nederland de gelegenheid te bieden een nieuw bestaan op te bouwen. 

De kolonisten kregen een woning met een hectare grond, er werd voorzien in hun onderhoud, er was geneeskundige hulp, alsmede godsdienst- en schoolonderwijs. Dankzij de contributie van een flink aantal redelijk gefortuneerde Nederlanders konden de leefomstandigheden van die lagere volksklassen aanzienlijk verbeterd worden. Het Huis van Oranje was geïnteresseerd in de plannen. De kroonprins van Oranje, de latere Koning Willem II, gaf Willemsoord zijn naam. Willem betaalde de bouw van de school en onderwijzerswoning; de kosten bedroegen 1400 gulden voor de realisatie van beide gebouwen.

Het regiem van de Maatschappij was streng. De jeugd ging zes dagen per week naar school. Willemsoord telde een relatief groot aantal opleidingen naast de lagere school. Zo was er nabij het centrum een naai- en breischool alsmede een tekenschool. De jeugd kon ook opgeleid worden in verschillende takken van nijverheid. Zo was er een zakkenweverij, een touwbaan, een timmerwinkel en een verfwinkel, terwijl de bos- en landbouw de jeugd perspectief bood om op de administratie van de Maatschappij terecht te komen. 

Maar Willemsoord kende ook een eigen landbouwvakschool die op de Ronde Blesse was gesitueerd: de Gerard Adriaan van Swieten Tuinbouwschool. De Maatschappij bezat in de directe omgeving ook drie grote boerderijen, de Hoeve Utrecht, de Hoeve Amsterdam en de Hoeve Generaal van den Bosch. Op die manier was er voldoende grond beschikbaar voor het aanleggen van proefvelden voor de studenten. Verder waren een veearts, stoomzuivelfabriek en een ontromingsfabriek binnen handbereik.

Het eerste kerkgebouw dat in de drie vrije koloniën werd gesticht was bestemd voor de joodse kolonisten. Die gezinnen werden in het noordoostelijke deel van de kolonie Willemsoord (op De Pol) gehuisvest en dat gebied kreeg in de volksmond de naam Jodenhoek. Er werd later (1837) ook een Israëlitisch bijschooltje gebouwd samen met een kleine synagoge. In 1860 woonden er nog 24 joodse gezinnen in de kolonie Willemsoord. De Nederlands-hervormde kerk aan de Steenwijkerweg in Willemsoord werd in januari 1855 ingewijd. (bron: Wikipedia)


Uit de gegevens van het archief over Maatschappij van Weldadigheid, komt naar voren dat de voorouders van Gea over een periode van 1825 tot 1853 diverse huisjes hebben bewoond.






Willemsoord
Steenwijkerweg 198   (huisje 28)
1825 – 1853









Willemsoord
Amsterdamselaan      (huisje 124)     afgebroken en geen foto beschikbaar.
1835 – 1840    Hoevenummer 124
Bewoners:
Maria Johanna van Viersen 
   
Willem Martijn; geboren op 01-01-1835; ingeschreven als kolonistenzoon te Willemsoord.
Aankomstdatum: 12-05-1837, vertrekdatum: 01-01-1865
Herkomst: Leiden, kolonie Willemsoord
Boeknr.:11, blz. 473
Ingeschreven op: blz/hoeve 124 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 28 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 141 (inv.nr. 1363).
 

Bijzonderheden: ontslagen met z'n vader in 1865

Hendrik Martijn; geboren op 13-08-1793; ingeschreven als kolonistenvader te Willemsoord.
Aankomstdatum: 12-05-1837

Boeknr.:11, blz. 473
Ingeschreven op: blz/hoeve 124 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 28 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 131 (inv.nr. 1362); blz/hoeve 141 (inv.nr. 1363); blz/hoeve 37 (inv.nr. 3013); blz/hoeve 37 (inv.nr. 3014); blz/hoeve 12 (inv.nr. 3015); blz/hoeve 24 (inv.nr. 3015); blz/hoeve 37 (inv.nr. 3015).

Bijzonderheden:
Is kolonist, van de Subcom Leiden, vervanging H.Onvlee, uit de contrib.
Op aankomstdatum geplaatst in kolonie III, Willemsoord. Op 29-03-1838 als arbeidershuisgezin naar Veenhuizen I, nr.63. Op18-04-1843 terug naar Willemsoord. Gehuwd met Maria Blansjaar, geb. 24-04-1790 te Leiden en overl.09-01-1865.Uit het huwelijk zijn 4 kinderen geboren.

Karel Martijn; geboren op 16-09-1826; ingeschreven als kolonistenzoon te Willemsoord.
Ingeschreven op: blz/hoeve 124 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 28 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 141 (inv.nr. 1363).

Maria Blansjaar; geboren op 24-04-1790; ingeschreven als kolonistenmoeder te Willemsoord.
Ingeschreven op: blz/hoeve 124 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 28 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 131 (inv.nr. 1362); blz/hoeve 141 (inv.nr. 1363); blz/hoeve 37 (inv.nr. 3013); blz/hoeve 37 (inv.nr. 3014); blz/hoeve 12 (inv.nr. 3015); blz/hoeve 37 (inv.nr. 3015).


Hendrik Martijn; geboren op 13-05-1823; ingeschreven als kolonistenzoon te Willemsoord.
Ingeschreven op: blz/hoeve 124 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 28 (inv.nr. 1361); blz/hoeve 131 (inv.nr. 1362); blz/hoeve 141 (inv.nr. 1363).


Anna Maria Hollenstein, geboren 01-09-1824, ingedeelde
Aankomstdatum: 12-05-1837, vertrekdatum: 17-06-184
Herkomst: ’s-Gravenhage, kolonie Willemsoord
Boeknummer 3 blz 119 
Info: Aankomst in kolonie III Willemsoord. Plaatsing : Stads-Armbestuur ' s Gravenhage. Ingedeeld bij : kolonist H.Martijn III; kol. J.H.v.Oostendorp III; kol./ wijk- meester J.v.Agteren III; kol. Th.J.Sprang III;kol. A.P.Strouw III;kol. L.Houtman III; kol.B.Stork III; kol. J.Bouman III; kol.F.Friess III; kol. L.Friskes III. Op 17-06-1843 ontslagen uit kol. III ( Friskes ).







Noordwolde (Steggerda)
Westvierdeparten 3    (huisje 141)
1841 - 1847
Een beetje verscholen achter het struikgewas.










Willemsoord
Amsterdamselaan 4   (huisje 131)
1841 – 1847
Hoevenummer 131 1841-1847







Willemsoord
Steenwijkerweg 177   (huisje ?)







Machiel Martijn,
geboren 15-02-1815, Kolonistenzoon, aankomstdatum: 21-10-1844
vertrekdatum: 08-10-1846, herkomst: Leiden, Kolonie: Willemsoord
Boeknummer 11, Blz.nr. 473
Info: is waarschijnlijk met L. Olieslager naar de kolonie gekomen.

Lambertina Olieslager, geboortedatum: 18-07-1810, koloniedochter,
aankomstdatum: 21-10-1844, vertrekdatum: 08-10-1846,
herkomst: Leiden, kolonie: Willemsoord,
boeknummer: 11, blz. 437.
Info: L. Olieslager is waarschijnlijk met Machiel Martijn meegekomen uit Leiden.  (Misschien gehuwd?)

Hendrik Martijn, geboortedatum: 13-05-1823, koloniezoon
Aankomstdatum: 12-05-1837, vertrekdatum: 30-11-1843
Herkomst: Leiden, kolonie: Willemsoord
boeknummer: 11, blz. 437

Karel Martijn, geboortedatum: 16-09-1826, koloniezoon
Aankomstdatum: 12-05-1837, vertrekdatum: 02-04-1850
Herkomst: Leiden, kolonie Willemsoord
boeknummer: 11, blz. 437

Jan Aaldring, geboortedatum:04-01-1825, ingedeelde
Aankomstdatum: 15-10-1838, vertrekdatum: 01-04-1845
Herkomst: Groningen, kolonie Willemsoord
Boeknummer 2, blz. 1
Info: Ingedeeld bij: koloniste weduwe v.d. Weerd,Weijers III, kolonist Th. L.Titing III, 
kolonist W.C. Logeman-Liefhebber III, kolonist H.Martijn III, kolonist F.Friess III, 
huisverzorger D.v.Marle III,kolonist L.Houtman III.Vertrokken in verband met militaire dienst.

Simon Appel, geboortedatum: 02-09-1824, ingedeelde
Aankomstdatum: 04-10-1838, vertrekdatum: 19-11-1864
Herkomst: De Rijp, kolonie Willemsoord
Boeknummer 2 blz. 24

Info: Plaatsing: Burg. van De Rijp, vervanging. Aankomst: Op 04-10-1838 in kolonie III, 
Willemsoord. Vertrek: Op 09-11-1864 ontslagen uit kolonie III. Ingedeeld bij: 
Huisverzorger B. van Marle III, kolonist H. Martijn III, kolonist L.Jsz. Kramer III, 
kolonist L. Friskes III, koloniste L. Langenberg-van der Boor (wed. J. Langenberg) III. 
Bijzonderheden: Van 20-03-1844 - 13-03-1845 in militaire dienst. 
Tijdelijke desertie van 07-04-1848 - ± 1860 (01-06-1859) tijdens het verblijf bij de wed. 
Langenberg).

Maria Blansjaar, geboortedatum: 24-04-1790, overl.: 09-01-1865, koloniste moeder
Aankomstdatum: 12-05-1837
Herkomst: Leiden, kolonie Willemsoord
Boeknummer 11 blz. 473

Hendrik Martijn, geboortedatum: 13-08-1793, kolonist vader
Aankomstdatum: 12-05-1837, vertrekdatum: ?
Herkomst: Leiden, kolonie Willemsoord
Boeknummer 11 blz. 473

Info: overleden te Leiden: 13-03-1873, Is kolonist, van de Subcom Leiden, 
 vervanging H.Onvlee, uit de contrib. Op aankomstdatum geplaatst in kolonie III, 
Willemsoord. Op 29-03-1838 als arbeidershuisgezin naar Veenhuizen I, nr.63. 
Op18-04-1843 terug naar Willemsoord. Gehuwd met Maria Blansjaar, 
geb. 24-04-1790 te Leiden en overl. 09-01-1865. Uit het huwelijk zijn 4 kinderen geboren.

Maria Johanna Slijger,
Den 17 februari 1842 overgenomen te Veenhuizen …….. N3 volgens ………………..
den 14 ……. 1842 overgeplaatst naar ……. en ontslagen.
Geboren te Den Haag omstreeks 28-06-1779 en overleden 19-06-1849 te Willemsoord.
Maria Johanna Slijger; geboren op 28-06-1779 te ‘s Gravehagen; 
ingeschreven als ingedeelde te Frederiksoord.
Ingeschreven op: blz/hoeve 99 (inv.nr. 1349); blz/hoeve 103 (inv.nr. 1350); 
 blz/hoeve 118 (inv.nr. 1348); blz/hoeve 120 (inv.nr. 1350).

Bijzonderheden:
Aankomst in Veenhuizen nr.44, met haar man.
Plaatsing: Alg. Contr. Gouvernement; arbeidersgezin in Veenhuizen.
Ingedeeld bij de kolonisten L.Janssen I (1e keer), T.Keizer II, C.J.Thoss IA.Koenrades II, 
J.Braun sr. II, J.Inpijn II (1e keer), J.de Nekker III,J.Inpijn II (2e keer), P.Kramer I, 
P.J.van Gijtenbeek III, L.Jansen, nu in kolonie II (2e keer), J.H.van Oostendorp III, 
J.H.Maartens III, C.C.Jaspers III, Veenhuizen II, J.E.de Jong II, C.Boon I, K.Pattarellij III,
C.Keijzer III, H.Wulfling III, H.Martijn III, B.K.Faber III, M.Brouwer sr. III,J.v.d.Woude III, 
 huisverz. J.Brands jr. III en de kolonisten J.A.Smit III,J.Joosten III en Th.Bisschop III.
Maria Johanna Schleicher was weduwe van Philip Christiaan Pracht(gepasp. militair) 
verzocht in 1823 om met zijn vrouw als huisverzorgers geplaatst te worden, kreeg echter 
een plaats in de arbeiderswoningen in Veenhuizen. Het echtpaar deserteerde al in 1824, 
werd achterhaald en op 15-09-1824 verwezen naar Ommerschans. 
Vandaar kwamen zij op 29-06-1826 in Veenhuizen II-56 terug. 
P.C.Pracht overleed in Veenhuizen en zijn weduwe ging op 16-03-1832 als bestedelinge 
naar de vrije koloniδn. Van 17-02-1842 tot 14-10-1842 was zij weer in Veenhuizen II, 
daarna weer in de vrije kolonie. Zij ging vanuit gezin C.C.Jaspers naar Veenhuizen. 
Overleden in kolonie III ten huize van Bisschop.






Willemsoord

Steenwijkerweg 189   (huisje ?)











Woensdag 12 september 2018.



Vandaag brengen we een bezoek aan het Klompenmuseum in Eelde.


Het Klompenmuseum Gebr. Wietzes in Eelde, in de kop van Drenthe, is genoemd naar de twee laatste klompenmakers in Eelde: Eiso Wietzes (1916 – 1977) en Egbert Wietzes (1925 – 1988). Niet alleen vervaardigden zij op zeer vakkundige wijze gebruiksklompen; zij verzamelden ook klompen uit vele landen.



Na het overlijden van Egbert krijgt de Stichting Klompenmuseum Gebr. Wietzes het beheer over de collectie klompen, plusminus 600 paar, en klompenmaker gereedschappen. In 1990 wordt het Klompenmuseum Gebr. Wietzes in Eelde geopend. In 2002 komt de totale collectie in bezit van het Klompenmuseum.
Deze collectie werd in 1990 uitgebreid met een collectie van klompen en uniek klompenmakergereedschap uit Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Spanje van de heer H.P. Bongers uit Enschede, leraar aan een Technische school in Enschede.
Het Internationaal Klompenmuseum bezit de belangrijkste en grootste collectie klompen van Europa.



De collectie wordt nog steeds aangevuld met giften en aankopen: In 2009 heeft het bestuur van het museum een grote collectie unieke, bijna 600 paar, klompen uit Frankrijk aan kunnen kopen. De collectie bestaat nu uit meer dan 2.400 paar klompen uit ongeveer 43 landen.



De totale, internationale collectie omvat:
- ruim 2.400 paar verschillende klompen, houten zolen en ander schoeisel met een houten zool uit de hele wereld.
De grootste en meest uitgebreide collectie ter wereld.
- honderden stuks gereedschappen uit 6 Europese landen
- enkelvoudige machines (± 1920) uit Nederland, Duitsland en Frankrijk
- archiefmateriaal over de klompen en de collectie van het museum, informatiemateriaal, zoals boeken, krantenartikelen, foto’s, enz. enz.



Belangrijke pijlers van het Klompenmuseum zijn de uitgebreide collectie en een gezonde bedrijfsvoering. Maar het museum kan alleen bestaan door de inzet van ca. 60 vrijwilligers. 


Alle vrijwilligers zijn bij het museum gelijkwaardig, of je nu gastvrouw bent, rondleider of bestuurslid.
Het stichtingsbestuur bestaat uit meewerkende bestuursleden, die op deze wijze nauw contact houden met de medewerkers en op de hoogte blijven van het dagelijks reilen en zeilen.




Als je op je teentjes getrapt voelt, dan trek je toch klompen met tenen aan. 

Onderweg nog even gestopt voor een bakkie. In de gang hadden ze nog wat nostalgie te kijk gezet.


Het merk is mijn onbekend, het schijnt van Franse origine te zijn. 




Donderdag 13 september 2018.



Vandaag is het zo’n beetje een dag van allerlei.
Allereerst zijn we bij het archief van Spitwark om oude foto’s van de Hoofdstraat in Odoorn op te halen. 


Daarna zijn we naar het huisje gegaan om een foto te maken van de huidige situatie.







In Exloo nog wat boodschappen gedaan en dan op weg naar een nicht van Gea in Ter Apel.
Daar hebben we gegeten en na het eten weer terug naar Gasselte.

Vrijdag 14 september 2018.




Op ons lijstje stond Veenhuizen genoteerd. Daar is de kaasproeverij bij Maallust.

Veenhuizen: Maatschappij van Weldadigheid, Hollands Siberië, gevangenisdorp. Betreed een plek waar de rijke geschiedenis van het beroemde dorp nog voelbaar is. Waar het authentieke Maallust speciaalbier zijn oorsprong vond en de oude graanmaalderij haar bijzondere verhalen brouwt. Neem plaats tussen de koperen ketels en geniet in het sfeervolle Proeflokaal van vers bier, een stevige lunch en overheerlijke lekkernijen. Ervaar Maallust!




Kaaslust is een ambachtelijke kaasmakerij, gevestigd in de gerestaureerde zuivelfabriek van Veenhuizen. Een voormalige kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid, door UNESCO genomineerd als werelderfgoed. Kom en ervaar het zelf.


Een luxe proeverij met rondleiding, waar iedereen zich bij kan aansluiten. Tijdens deze rondleiding wordt u meegenomen in de geschiedenis van Veenhuizen en beleeft u het kaasmaakproces van dichtbij. Tot slot proeft u, onder het genot van een kopje thee, zes van onze heerlijke kazen terwijl er uitgebreid uitleg gegeven wordt over bijvoorbeeld het rijpingsproces. Actuele data en zelf gemakkelijk aanmelden kan via deze link.


Geschiedenis:
1818: Generaal Johannes van den Bosch richt in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid op. In Drenthe laat hij boerderijen bouwen waar arme gezinnen een nieuw leven kunnen beginnen als boer.
1823: Kolonie - De kaasmakerij van Kaaslust is gevestigd in de oorspronkelijke zuivelfabriek van landbouwkolonie Veenhuizen. Deze kolonie is opgericht in 1823 als onderdeel van de Maatschappij van Weldadigheid. Kaaslust zet daar de maatschappelijk verantwoorde traditie van generaal Van den Bosch voort. Want eerlijk smaakt heerlijk.
1903: De karakteristieke zuivelfabriek is gebouwd in 1903. De bijzondere en herkenbare stijl is te danken aan de gerenommeerde architect Willem Cornelis Metzelaar. Zijn ontwerpen bepalen voor een groot deel de unieke sfeer en het aanzicht van cultureel erfgoed Veenhuizen. Een lust voor het oog.
In 2010 is de voormalige zuivelfabriek van Veenhuizen gerestaureerd en ingericht voor de ambachtelijke bereiding van kaas.
 


In een voormalige molen is een bloemenzaak annex cadeauwinkel gevestigd.


De molen vroeger

Aan de hoofdweg, een beetje achteraf, stond op het gebouwencomplex 'Maallust', waar vroeger de verwerking van landbouwproducten plaatsvond. Naaste de korenmolen bevonden zich een droogloods voor graan, een graansilo, een malerij en een zuivelfabriek.
De eerste molen, een grondzeiler werd gebouwd rond 1850 en was van hout.


In 1860 werd de molen door storm vernield, maar daarna groter herbouwd als achtkantige bovenkruier met stelling en stenen onderbouw. De kap werd met riet bedekt.
In 1918 is de molen in Veenhuizen, kort na een verbouwing, door bliksem getroffen en afgebrand. Het achtkantige frame bleef over. De molen herbouwen was niet rendabel, omdat het dorp kort daarvoor van elektriciteit was voorzien. In de jaren 70 van de twintigste eeuw werd de molen omgetoverd tot peuterspeelzaal 't Molentje'. 



Inmiddels is de molen gerenoveerd en heeft Tooi & Opschik zich gevestigd in dit mooie pand op deze prachtige locatie.
 

 
 Op het terrein was men bezig met het braden van varken aan het spit.


In Veenhuizen is het gevangenismuseum gevestigd.




Het Tourist Info Punt van Veenhuizen is gevestigd in het oude slachthuis. Een Rijksmonument uit 1891, dat met veel zorg is gerestaureerd.




Koffiebranderij Koffielust

Bij Koffielust wordt dagelijks koffie gebrand en daar zijn we in Veenhuizen best wel trots op. Overwegend branden we single origin koffie maar zo nu en dan vinden we ook een heel lekkere melange. De groene bonen worden door #koffiebrandertje Mark ter Maat op eigen wijze met veel liefde en passie gebrand en verpakt. Ambachtelijk, Lustig en Puur…het zijn de ingrediënten waarmee we werken.

Hier hebben we een bakkie gedaan.






Op het terrein naast Koffielust zijn ze bezig met een oude schaftkeet om te bouwen tot wat lijkt op een caravan.














Zaterdag 15 september 2018.



Boodschappendag. Eerst naar Gieten, “Hallo Jumbo”. ’s Middags naar Borger voor de jaarmarkt en bezoek aan Mevr. Moes in haar nieuwe appartement.




Zondag 16 september 2018.







Niet ver van de Duitse grens ligt het plaatsje Erica. Daar is gevestigd het Industrieel Smalspoor Museum. In 1984 is door de stichting Noord Nederlandse Museum Spoorbaan het Industrieel Smalspoor Museum opgericht.  Het museum is gevestigd op een 6 ha groot terrein, gelegen aan het Dommerskanaal te Erica (gem. Emmen) en draait volledig op vrijwilligers.


Tijdens de rit wordt regelmatig gestopt en uitleg gegeven over het smalspoor en het specifieke gebied, waar meer dan zeventig soorten vogels voorkomen en tegenwoordig ook weer veenmos groeit. Het gebied is onderdeel van Geopark de Hondsrug, dat sinds 2015 de status heeft van UNESCO Global Geopark.




Een Locomobiel genaamd 'Locomobiel' van de fabrikant Ruston & Hornsby
 Naam
Locomobiel
 Fabrikant
Ruston&Hornsby
 Bouwjaar
1939
 Fabrieksnummer
544070
 Cylinders
1
 Gewicht
9000 Kg






Beleef het mee via een rit per smalspoortrein. Vanuit ons museumgebouw met statische en dynamische smalspoor expositie, vertrekt u voor een tocht door een prachtig gebied, grotendeels over een origineel traject, vroeger gebruikt voor turftransport.



Tijdens de rit wordt regelmatig gestopt en uitleg gegeven over het smalspoor en het specifieke gebied, waar meer dan zeventig soorten vogels voorkomen en tegenwoordig ook weer veenmos groeit. Het gebied is onderdeel van Geopark de Hondsrug, dat sinds 2015 de status heeft van UNESCO Global Geopark.

Door de geringe snelheid, zo kenmerkend voor dit smalspoor, heeft u voldoende tijd om van de omgeving en de treinreis te genieten. Langs het traject staat smalspoor materieel opgesteld in diverse samenstellingen en toepassingen.

De rit leidt u ook naar de turfstrooiselfabriek, met de daarbij behorende losinstallatie. Het is de enige, in originele staat behouden, turfstrooiselfabriek van ons land.





Tijdens de rit wordt regelmatig gestopt en uitleg gegeven over het smalspoor en het specifieke gebied, waar meer dan zeventig soorten vogels voorkomen en tegenwoordig ook weer veenmos groeit. Het gebied is onderdeel van Geopark de Hondsrug, dat sinds 2015 de status heeft van UNESCO Global Geopark.

Door de geringe snelheid, zo kenmerkend voor dit smalspoor, heeft u voldoende tijd om van de omgeving en de treinreis te genieten. Langs het traject staat smalspoor materieel opgesteld in diverse samenstellingen en toepassingen.

De rit leidt u ook naar de turfstrooiselfabriek, met de daarbij behorende losinstallatie. Het is de enige, in originele staat behouden, turfstrooiselfabriek van ons land.

In de turfstrooiselfabriek, die voor bezoek geopend is, bevinden zich nog de originele productiemachines. Hier krijgt u een indruk van het vroegere productieproces van turfstrooisel. 






Geschiedenis Griendtsveen
In 1850 werd door enkele Amsterdammers een maatschappij opgericht met als doe het ontginnen van  de veengebieden in het zuiden van de gemeente Emmen. Men kocht 2000 ha veengebied aan, later het "Amsterdamscheveld" genoemd.

In 1909 werd deze Drentsche Landontginning Mij. overgenomen door de Griendtsveen Maatschappij. Dat evenals het dorp Griendtsveen in de Brabantse/Limburgse Peel genoemd is naar de familie van der Griendt, die daar in 1885 de vervening en de productie van turfstrooisel ter hand had genomen. In het Amsterdamscheveld kwam het zwaarte punt te liggen op de winning van de bovenste laag (bolster), die zeer geschikt was voor de fabricage van turfstrooisel.

Er werden drie turfstrooisel fabrieken, een elektriciteitcentrale en werkplaatsen gebouwd. Daarom heen ontstond een nederzetting, in de volksmond "De Peel" genoemd,  met woningen en een school.

Voor het vervoer van grondstof naar de turfstrooisel fabrieken werd een uitgebreid smalspoornet aangelegd. De zachte ondergrond maakte het gebruik van lichte locomotieven, wagons en rails nodig. Met een spoorwijdte van 90 cm. en een lengte van 18 km. liep de lijn van het kantoor en de werkplaats aan de Peelstraat tot aan haar vervening bij Schöningsdorf vlak over de Duitse grens. Vanaf deze lijn liepen diverse aftakkingen het veen in.

Op 30 maart 1983 vond de laatste rit op de Griendtsveen lijn plaats. De  activiteiten van de turfstrooisel fabrieken waren beëindigd. De verveningsactiviteiten in Duitsland werden echter voortgezet.



In 1984 werd zes hectare fabrieksterrein op een restant hoogveen, met de daarop aanwezige veldspooractiviteiten, in erf pacht gegeven aan de Noord Nederlandse Museum Spoorbaan.



Op het museumterrein staat ook de 4-sporige smalspoorremise gebouwd in 1910, die jaren dienst heeft gedaan als werkplaats voor het museum. Zowel de turfstrooiselfabriek als de remise zijn Rijksmonument.



Famo rupsbanden tractor. Famo was een Duits merk van landbouwtractoren en rupsvoertuigen. Het bedrijf heette eigenlijk Fahrzeug- und Motoren-Werke GmbH en was gevestigd in Breslau. De firma ontstond in 1935 door de aankoop van de machinebouwafdeling van Linke-Hofmann-Busch door de firma Junkers die dan hoofdaandeelhouder werd. In 1942 ging de eigendom over naar de Bank der Deutschen Luftfahrt.



In de fabriek in Breslau produceerde men twee types rupsvoertuigen voor de bouwnijverheid en de landbouw: de 60/65 pk sterke "Ruebezahl" en de 42/45 pk sterke "Boxer". Er werden ook stationaire dieselmotoren, vliegtuigmotoren en compressoren gemaakt.
 

 Atlas veenkraan


De veenkraan deed dienst in de veenderij van de Puritfabriek in Klazienaveen, Het is een hydraulische autokraan met een zwenkbereik van 390 graden

Het onderstel van de kraan is speciaal ontworpen om in het veen te kunnen werken. Voertuigen op wielen zakten weg in het natte veen. Daarom kreeg deze kraan houten rupsbanden met een groot draagvermogen. De druk op het veen was minimaal, te vergelijken met die van een volwassen persoon. De kraan deed zwaar werk in de zeer natte veengrond, maar had een groot nadeel: hij was moeilijk stuurbaar, waardoor hij makkelijk uit de koers en in de geul terecht kwam.


Onderstel:                   Johs. Flüger
Opbouw:                     Atlas-autokraan type AK3001
Fabrieksnummer:       5769
Bouwjaar:                   1969
Gebruiker:                  Purit (1969-1994)


Diema is de afkorting van Diepholzer Maschinenfabrik Fritz Schöttler GmbH. Dat is één van de bekendste veldspoorfabrikanten in Duitsland. De fabriek was gevestigd in Diepholz. Het bedrijf produceerde voornamelijk locomotieven voor veld-, turf- en mijnbouwspoor. Meestal waren deze locomotieven met een dieselmotor uitgerust. Onze locs hebben een dieselmotor van Deutz. Die naam is afkomstig van het Duitse plaatsje Köln-Deutz, de overkant van de Rijn in Keulen.
Levensloop:    1955 I.P.B., Bonheiden (B)
                        1955 Peeters en Van Mechelen, Damman te Niel (B)
                        2000 ISM – Industrieel Smalspoor Museum, Erica



En zo komt dan weer einde aan deze dag. Onderweg kwamen dit ornament tegen van een smederij. 




Dinsdag 18 september 2018.

De Ruinerwoldse Museumboerderij De Karstenhoeve uit de eerste helft van de 17e eeuw verkeert voor een groot deel nog in originele staat. Met  zijn authentieke  interieur is dit rijksmonument  een van de mooiste museumboerderijen van ons land.

In het voorhuis hangt nog de sfeer van het dagelijks leven van de bewoners uit de 19e eeuw.

Tekenen van welstand bij deze ‘veerpeerdsboer’  zijn de  opkamer met zijn Statenbijbel, het schitterende kabinet in de pronkkamer, waarin onder andere een uitgebreide collectie linnengoed bewaard wordt , het tegeltableau aan de achterwand van de schouw in de woonkeuken en de collectie sieraden, borduur- en kantkloswerk en kleding.


De ‘wiemel’  aan de zolder en de weckpotten in de kelder herinneren aan het aanleggen  van de wintervoorraad .De boterbereiding vond plaats op de boerderij getuige de rosmolen  en de oproomvaten.
De hilde boven de koestal  herbergt een grote verzameling gereedschappen uit de tijd van vóór de mechanisatie.  


In de baanderhoek en in de kapschuur staan, naast de traditionele boerenwagens,  de eerste landbouwmachines, die overigens nog door paarden werden getrokken.


Paarden werden ook  ingespannen  voor het vervoer van personen en biggen naar de markt met de ‘brikke’ en voor de kerkgang met de ‘tilbury’.
Het ‘TBC-huisje’ op het erf herinnert nog aan de medische toestand uit zijn tijd.
Bijenvolken en ooievaars vormen heden ten dage de levende have van het museum.

Dokter Larijweg

Het museum ligt aan de Dr. Larijweg; een 7 km lange weg, aangelegd in 1925, met aan weerszijden zo'n 1100 hoogstam perenbomen, die in het voorjaar prachtig bloeien. De weg is genoemd naar Hendrik Larij, (1881-1955) die meer dan 40 jaar gemeentegeneesheer in Ruinerwold was. De meeste bomen zijn stoofpeertjes: Gieser Wildeman, Winterjan, Winterlouwtje, zoete Brederode, Kamperveentje en andere ouderwetse rassen. 



Op de eerste zaterdag in oktober worden de peren die aan de boom zitten bij opbod verkocht. De koper dient de peren diezelfde dag nog te plukken.


De landerijen rond het Drentsche dorpje Ruinerwold waren in vroeger tijden in gebruik door boerenbedrijven; keuterboertjes en herenboeren. De verschillen waren groot.
 


Aan het eind van de zeventiende eeuw (± 1680) leefde het vermogende boerengeslacht Karsten in een grote Saksische boerderij. Tot 1841 hebben zij daar gewoond en gewerkt.
In 1925 werd de Dokter Larijweg aangelegd, als vervanging van de smalle weg met  “vonders”; zogenoemde kleine bruggetjes over de sloten.
Duizend hoogstam perenbomen werden bij die gelegenheid langs de weg geplant. De bloeiperiode is ieder voorjaar weer een feest.

Drents Koetshuis

Aan het eind van de vorige eeuw werd het straatbeeld gedomineerd door paard en wagen. Een grote verscheidenheid aan rijtuigen was hiervan het gevolg. Immers een adellijke familie had een chiquer rijtuig dan de plaatselijke vervoerder. Voor iedere gelegenheid was er een passend rijtuig geschikt voor bezoeken, plezierritjes, of het vervoer op het platteland. Prachtige onlangs gerestaureerde koetsen, zoals de Kerkbrik, de Tilbury, een autowagentje van de firma Spijker, een boerenbrik en een Drentse verenwagen zijn te bewonderen.

Tilbury Spijker


Als je denkt aan “dokken” dan denk je aan betalen. Maar het heeft ook een andere betekenis.
Om te voorkomen van het nestelen van vogels en het inwaaien van sneeuw gebruik je “dokken”. Strodokken wel te verstaan.







En zo ziet het er dan aan de binnenkant uit.


Woensdag 19 september 2018.


In Surhuisterveen is het Ot en Sien Museumboerderij gevestigd. Naast de gebruikelijke prenten van Ot en Sien geven zij een kijkje in het leven zoals het toen was.

Zo zijn gebruiksvoorwerpen te zien zijn uit de jaren vijftig, een bron van herkenning.

Bij de entree kom je al binnen bij de winkel van Sinkel.




Zelfs een schooltje mag niet ontbreken. Aap, noot, mies, waren toen de leermiddelen om het alfabet te leren. schrijven deed je met een griffel en een lei.
Het schoonschrijven ging met een kroontjespen en een inktpotje in het midden van de schoolbank.



In de keuken is van alles te vinden uit de jaren van zowel voor de 2e wereldoorlog als daarna. De gordijntjes onder het aanrecht. De pollepels in het rek.


Een grote verzameling van spaarpotten.
Wie herinnert zich deze niet?
Wij hadden er een van de Rijkspostspaarbank.
Dan werd de spaarpot geleegd en het bedrag bijgeschreven op je spaarbankboekje.



De huiskamer met het dressoir, kleed op de tafel. En bij de kachel de gemakkelijke stoelen met het rooktafeltje.

  

De dokters praktijk.

Kantoor van Taeke Schuilinga, mede oprichter van de Spaar- en Voorschotbank en directeur van de plaatselijke Beschuitfabriek in Surhuisterveen.


Het apparaat links van het borstbeeld, is een ponsplaatje apparaat dat bij de Spaar- en Voorschotbank in gebruik geweest.


Beeldjes gemaakt naar het voorbeeld van de prenten van Cornelis Jetses.

Cornelis Jetses, geboren op 23 juni 1873 te Groningen, overleden 9 juni 1955 te Wassenaar, was een Nederlandse illustrator. Jetses is vooral bekend geworden om zijn gedetailleerde illustraties in schoolboeken, schoolplaten en historische prenten. Hij werkte ook als boekbandontwerper. Hij werd geboren in een arme buurt in Groningen en al op jonge leeftijd bleek hij tekentalent te hebben. (bron: Wikipedia)


Donderdag 20 september 2018.

Vandaag gaan we naar Zuidwolden. Daar is het Cultuurhistorisch Streek- en Handkarren museum gevestigd.



HISTORIE
​HET MUSEUM DANKT ZIJN NAAM AAN DE OUDE BUURTSCHAP WAARIN HET STAAT: WEMMENHOVE.




Op een kaart uit 1612 wordt deze naam voor het eerst officieel gebruikt voor een nederzetting van de buurtschap Drogt. Het was vroeger gebruikelijk dat bewoners de naam van hun nederzetting aannamen.
Zo is er dan ook in de eerste helft van de 18e eeuw sprake van de weduwe van Albert Rutgers Wemmenhove die voor haar kleinzoon een boerderij laat bouwen. De nederzetting bestaat dan uit twee boerderijen en een armenhuisje
Ruim een eeuw later wordt er opnieuw in opdracht van een Wemmenhove een boerderij gebouwd. Vijf generaties Wemmenhoves zullen in de loop der jaren de boerderij bewonen. In 1943 wordt voor het laatst een kleine Wemmenhove op de boerderij geboren.

 
De boerderij wisselde een aantal maal van eigenaar. Kunstenaar Theo Kerstens werd de laatste bewoner van het pand. Hij begon het huis te verbouwen waardoor het langzaam maar zeker zijn karakter verloor. Het boerenbedrijf maakte plaats voor een galerie en lijstenmakerij. In de leeggekomen schuur van de boerderij mocht de Nederlandse Handkarren Stichting haar handkarren opslaan.
In 1983 kocht de gemeente Zuidwolde het pand en gaf het een museumbestemming. Bij de koop werd tegelijk de handkarrencollectie van de Nederlandse Handkarren Stichting overgenomen. Er kwam een Stichting “De Wemme” die zorgde dat in 1988 het cultuurhistorische museum haar deuren kon openen.
Op 24 maart van dat jaar werd het museum ‘De Wemme’ officieel geopend door de toenmalige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, mr. drs. L.C. Brinkman.
In de nacht van 3 op 4 september 1999 brandde de boerderij, op enkele delen van het voorhuis na, tot de grond toe af. Veel kostbaar materiaal ging verloren. Door grote inspanning van het bestuur en vrijwilligers, medewerking van vele instanties en een spontaan opgezette inzamelingsactie onder de bevolking, kon het museum in juni 2001 opnieuw haar poorten openen voor het publiek.


In 2003 werd door gemeente en provincie het licht op groen gezet voor de bouw van een nieuw onderkomen voor (een gedeelte van) de collectie handkarren.
In het nieuwe gebouw is een expositieruimte met smederij en restauratiewerkplaats ondergebracht. Een aanbouw rondom de expositieruimte is in gebruik als depot, hier staat een groot aantal karren uit de collectie die eveneens te bezichtigen zijn. De uitbreiding is op 1 april 2004 geopend.

In 2018 neemt Museum De Wemme je mee naar de jaren 70: jaren vol veranderingen.


Er was voor het eerst een linkse regering met Joop den Uyl aan het roer. Die zorgde voor een progressief klimaat in ons land. Dit werkte door in kleding en interieur, waar de kleuren paars, groen en oranje de boventoon voerden.
De zitkuil werd populair, evenals het fonduestel, de Römertopf en het koffiezetapparaat. De kamer werd gezellig gemaakt met macramé en gehaakte gordijnen.

 
Grensverleggende films en tv-programma’s zagen het licht zoals Turks Fruit en de shows van Fred Haché en Barend Servet.

Er ontstonden communes zoals de Hobbitstee in Drenthe, die nog steeds bestaat.


Het was ook de tijd van grote demonstraties. In Drenthe zorgden de Molukse gijzelingen voor landelijke aandacht. Ook vrouwen eisten hun rechten op. Man-Vrouw-Maatschappij werd opgericht, er ontstonden vrouwen­cafés en er waren grote betogingen bij de Bloemenhovekliniek.
Het waren merkwaardige jaren: ze begonnen vol optimisme en idealisme en eindigden in crisis en werkeloosheid.


DE HANDKAR: HET VERVOERMIDDEL VAN DE KLEINE MAN​
Nog niet zo heel lang geleden, vanaf ongeveer 1850 tot kort na de Tweede Wereldoorlog, waren het geratel van karren en de roep van de venters en ambachtslieden medebepalend voor de sfeer en het straatbeeld in onze dorpen en steden. Na de oorlog leefde het gebruik van de handkar nog even op om daarna plaats te maken voor bakfiets en bestelwagen. Zo op het oog leken veel karren op elkaar, maar niets is minder waar. Museum De Wemme bezit de grootste handkarrenverzameling in Nederland en toont een groot aantal in een permanent deel van haar expositieruimte.









En dat was dan het bezoek aan het Cultuur Historisch Streek- en Handkarrenmuseum De Wemmen in de Zuidwolden.

Vrijdag 21 september 2018.

Een dag vol verrassingen. Eerst maar het weer.
Vandaag doet de herfst zijn intrede. Het wordt een zeer onstuimige dag, waarbij het in het binnenland vrij krachtig tot krachtig waait en in de kustgebieden is de wind hard tot stormachtig (7-8 Bft.). Aan de westkust van Noord-Holland en op de Wadden kan kortstondig stormkracht (9 Bft.) worden gemeten. In het binnenland is kans op zware windstoten van 75-90 km/uur en aan de kust van 80-110 km/uur. Op de Wadden en op het IJsselmeer zijn zeer zware uitschieters mogelijk van 100-130 km/uur.


Voor ons geen optie om ergens naar toe te gaan. Temeer omdat we gasten verwachten. Fred en Simone hadden aangegeven dat zij met de caravan naar Gasselte zouden komen. Groot was de verrassing dat we nieuwe buren kregen. We hadden in eerste instantie niet in de gaten wie de nieuwe buren zijn, maar snel werd duidelijk dat het Fred en Simone waren.
Mede gelet op de weersverwachting vonden zij het niet verstandig om met de caravan de weg op te gaan. Bij de campingbeheerders was het geen probleem om de staanplaats van de caravan om te ruilen voor een chalet. En laat nou net de chalet naast ons vrij zijn, zodat zij daarin konden trekken.

We hadden ondertussen een tafel voor vier personen bij de brasserie gereserveerd.


En na het eten hebben we nog een spelletje Keezen gedaan.




Zaterdag 22 september 2018.

Vandaag gaan we met z’n vieren naar Bourtange

Welkom in het jaar 1742!

Vlakbij de Duitse grens, in het prachtige Westerwolde (Zuid-Oost Groningen),ligt de vesting Bourtange.Een uniek historisch verdedigingswerk dat zijn gelijke niet kent. Heden en verleden gaan perfect samen in deze kleine, sfeervolle vestingstad.
In 1580 gaf Willem van Oranje opdracht om op een zandrug in het Bourtangermoeras, op de grens met het huidige Duitsland, een fort aan te leggen. In 1593 werd de vesting in opdracht van Willem Lodewijk van Nassau opgeworpen. Tussen 1593 en 1851 was Bourtange een belangrijke vesting. Toen de vesting in 1851 werd opgeheven ontstond een agrarisch dorp. Slechts een aantal gebouwen herinnerden nog aan de glorie van vroeger. In de jaren zestig van de vorige eeuw nam de gemeente Vlagtwedde het initiatief om de vesting te reconstrueren. Het plan werd uitgevoerd tussen 1967 en 1992.
Wallen werden opnieuw opgeworpen, grachten werden gegraven en soldatenbarakken werden gebouwd. Bezoekers van het Bourtange van nu wanen zich eeuwen terug in de tijd. Maak kennis met de vesting die nooit werd ingenomen..

Geschiedenis

VAN 1580 TOT 2004
Voor het ontstaan van de vesting moeten we terug naar de Tachtigjarige Oorlog. In de 16e eeuw beheersten onze voorouders de grondwaterstand nog niet. Grote onbegaanbare moerassen bedekten de helft van de huidige provincies Groningen en Drenthe. Die moerassen waren slechts op enkele plaatsen, harde zanderige passen, doorgankelijk, waaronder de ‘twee uur gaans lange, slechte pas’ over de plaats waar later Bourtange zou ontstaan. In maart 1580 kwam door het verraad van George van Lalaing, graaf van Rennenberg, de in 1577 door de Staten-Generaal benoemde stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, de stad Groningen in handen van de Spanjaarden.

Later in het jaar 1580 gaf prins Willem van Oranje opdracht om een schans met vijf bastions aan te leggen op de zandrug in het moerasgebied op de grens met Duitsland. Over deze zandrug, of tange, liep de weg die de stad Groningen verbond met Lingen en Westfalen. De Spanjaarden gebruikten deze route onder meer om de stad te bevoorraden. De prins hoopte door het aanleggen van de schans deze belangrijke route te blokkeren, zodat de stad Groningen geheel geïsoleerd zou komen te liggen.

Uitbreidingen

In 1619 werd overeenkomstig de nieuwste inzichten en de toegenomen vuurkracht van het geschut de hoofdwal verbreed en verhoogd. In 1631 kwam de regering van Stad en Lande tot het besef, dat het moeras rondom Bourtange begon te verdrogen. Om dit tegen te gaan besloot zij ten zuid-westen van Bourtange een rijsdam in de Ruiten A te leggen en het aldus gestopte bovenwater door een nieuw te graven kanaal, het Moddermansdiep, naar de vesting te leiden. De uitgegraven grond diende aan de noordzijde van het kanaal tot leidijk. In 1645 werden aan de oostzijde buiten het kroonwerk twee hoornwerken toegevoegd.
In 1665 dreigde een inval van de Bisschop van Munster in Westerwolde. De schans op Bourtange was geheel vervallen, de palissaden waren omgestort, de doornheggen op de taluds waren afgestorven, de klap en de hamei voor de Vriesse Poort waren neergevallen. 

Het garnizoen bestond slechts nog uit 50 man. Alles werd hersteld, het geboomte gekapt en het garnizoen versterkt met een compagnie krijgsvolk, waarvoor extra barakken werden gebouwd. De bisschop drong door tot Winschoten, maar slaagde er niet in Bourtange te veroveren. In 1681 bleek het moeras rondom de schans Bourtange geheel droog te zijn, doordat de boeren de leidijken hadden doorgestoken en sloten hadden gegraven en het moeras tot weiden en hoven hadden gemaakt. Het duurde tot 1737 voordat er op last van de Staten Generaal door ingenieur Pieter de la Rive een plan werd ingediend om de schans Bourtange weer in verdedigbare toestand te brengen. Dit plan werd in de jaren 1739 tot 1742 uitgevoerd.


Aan de oostzijde werden twee ravelijnen en een halve maan toegevoegd.
Het voorterrein werd gefatsoeneerd tot een glacis, zijnde een geleidelijk naar de vesting oplopend terrein, dat aan de oostzijde werd begrensd door een afgegraven natte horizon, groot 24 ha., welke 31 cm beneden de zomer-waterspiegel lag. Ook de bebouwing binnen de vesting werd toen geheel voltooid. Zo had de vesting haar grootste omvang bereikt.

Reconstructie van de vesting
Vanaf het begin van de jaren zeventig begon men met het opnieuw graven van de grachten, het vormen van de wallen en het reconstrueren van de bebouwing. Dit alles in de stijl van vroeger, grotendeels met behulp van oude kaarten en tekeningen. Uiteraard werden er meerdere aanpassingen gedaan om de vesting leefbaar te maken. Hedendaagse eisen werden ingepast in het karakter van vroeger. Zo zijn de vroegere opslagplaatsen onder de wallen nu garageboxen voor de bewoners van de vesting. In 1992 was het werk klaar. In 2001 werden er nog twee nieuwe gebouwen opgeleverd. Een soldatenbarak en het voormalige koetshuis. De gebouwen zijn in gebruik als hotelaccommodatie. Na vele jaren werk ligt de vesting Bourtange er bijna net zo bij als in het jaar 1742, op het ‘Backhuys’ (tweede vleugel van ‘s Lands Huys) na.

De Natte Horizon

De vesting is geheel gereconstrueerd. Naast de cultuur-historische waarde van het project, vormt de Natte Horizon een goede aanvulling voor de bezoekers van de vesting, omdat het kan meewerken aan een langere verblijfsduur. Bovendien schept het werkgelegenheid en biedt het mogelijkheden voor nieuwe bronnen van inkomsten. De afgegraven zandgrond uit het gebied zal worden gebruikt om het naastliggende gebied van het Groninger Landschap op meerdere plekken op te hogen, waardoor een geaccidenteerd terrein ontstaat waar toeristen kunnen fietsen en wandelen.










En zo nemen we afscheid van Bourtange.
En nu we dan toch dichtbij de Duitse grens zijn, kunnen nog een stukje Duisland in. Fred gooit dan meteen de tank maar vol, het verschil in prijs van de benzine kun je niet laten lopen.

Onze volgende stop is Borger, we gaan naar het Hunebedcentrum.

Volg het spoor van de hunebedbouwers

Op het terrein van het Hunebedcentrum maak je een tijdreis van 150.000 jaar. Via vijf locaties ontdek je de boeiende prehistorie van de oerprovincie van Nederland, Drenthe. Het is een reis die begint met de ijstijden die het landschap hebben gevormd. Je ontdekt hoe de mens dit landschap heeft gebruikt en hoe hij duizenden jaren lang leefde. Je reis bij het Hunebedcentrum begint in het museum.



In het museum volg je het spoor terug naar de hunebedbouwers. Je maakt een tijdreis van meer dan 5000 jaar naar een tijd dat onze voorouders begonnen met landbouw en hunebedden bouwden. Wie waren de bouwers van die mysterieuze monumenten?
In het museum nemen we je mee in hun wereld. Een wereld die bestond uit kleine groepjes huizen, kleine akkers met daaromheen het woeste land waar wolven, oerossen en beren leefden. Hoe overleefden de hunebedbouwers in dat landschap?
Het Hunebedcentrum ligt een tipje van de sluier op met verhalen en avonturen voor de oudere en de jongere bezoeker.
Dichter bij de prehistorie dan hier in Borger kun je niet komen.

Ontdek de oertijd in het Hunebedcentrum

Drenthe is uitgeroepen tot de oerprovincie van Nederland. Om deze oerwereld te ontdekken mag een bezoek aan het Hunebedcentrum niet ontbreken. Ontdek Drenthe en begin bij het Hunebedcentrum. Via onderstaand filmpje kom je alvast in onze oersfeer.

Topstukken 

Op het terrein van het Hunebedcentrum zijn een aantal topstukken van de Nederlandse geschiedenis te bewonderen. Het grootste hunebed van Nederland is uiteraard het belangrijkste topstuk. Het is het oudste monument van Nederland en niet voor niets begint het geschiedenisonderwijs in Nederland met dit onderwerp.



Andere topstukken die je niet mag missen zijn het huis van een hunebedbouwersfamilie, de akkers waarmee ze hun graan en andere gewassen verbouwden, de trechterbeker en de geslepen bijl.
Uiteraard is er veel meer te zien in het Hunebedcentrum maar deze 5 topstukken moet je zeker hebben gezien.







Tijd om weer naar de camping te gaan. Na het eten nog even een spelletje Keezen.


Zondag 23 september 2018.

Voor vanavond hebben we voor familie en vrienden een tafel besteld bij de Brasserie De Berken. Ondanks het dat het weer niet zo dendert is, was er genoeg plek in de chalet. Dus behoefte we niet te verkassen naar de bibliotheek van de camping.
Iedereen, nou ja, bijna iedereen heeft de weg kunnen vinden naar onze chalet. Eentje, het brein van de familie, liep te dolen over de camping om plaats 127 te vinden. En dan te bedenken dat bij de ingang een groot bord staat met de plattegrond van de camping.



Uiteindelijk, met wat hulp, is hem de weg gewezen naar chalet 127.
Echter bij binnenkomst werd ik onaangenaamd verrast. Hij feliciteerde me wel met m’n verjaardag, maar dat was alles. Niet eens een kaart of een ander blijk van waardering dat hij was uitgenodigd voor het etentje. Waarschijnlijk heeft dat te maken met een vorm van autisme en het verwaarlozen van zijn genoten opvoeding. 

Tijd om aan tafel te gaan in de Brasserie. We werden  een goed verzorgde maaltijd voorgezet.





En dit als toetje.

Nog even natafelen en dan is het voor sommigen tijd om de reis naar huis te aanvaarden. Allen hebben heerlijk gegeten en stelde voor om het volgend jaar te herhalen. 

Maandag 24 september 2018.

Vanmiddag zijn op familiebezoek in Assen. Even bijpraten. Oom Jannes wil graag weten hoe of het er bij staat met de graven van zijn ouders en zusje. Zij hebben niet de mogelijkheid om zelf de graven bij te houden en gaan proberen daarvoor en oplossing te vinden.

Terug in Gasselte gaan we naar de begraafplaats naast de camping. De graven dienen nodig onderhanden genomen worden.




Buiten deze twee graven heb ik de vrijheid genomen om alle graven, waarbij de relatie van de familie Klaassens voorkomen, te fotograferen. Met de bedoeling om thuis de relatie uit te werken tot een stamboom overzicht.

Dinsdag 25 september 2018.

Vandaag gaan we naar Assen. Het archief in Assen heeft mogelijk de antwoorden die Gea wil weten over het verblijf van haar voorouders in Frederiksoord.


Met behulp van de archivaris van het archief is Gea toch nog een eind op weg geholpen. Zo heeft ze de inschrijvingen van Hendrik Martijn en Maria Blansjaar, het signalement van beide, brieven verstuurd uit Leiden met verzoek tot plaatsing als kolonist, inschrijvingen tot plaatsing in een der hoeves. Al met al een dag vol van antwoorden. Echter blijkt steeds meer dat bij ieder antwoord er weer tien nieuwe vragen opwellen.

Woensdag 26 september 2018.

Vandaag mag gerekend tot de laatste vakantiedag in Gasselte. Morgen beginnen we al met het inpakken van de kratten.

Op het programma staat een bezoek aan  Museum Meringa in Zandpol.

Na vele jaren verzamelen heeft museum Meringa zijn deuren op 22 mei 2004 geopend. Er is van alles te vinden uit het verleden. O.a. oma's kamers, de eerste wasmachine, de eerste kaasrasp, wasmachines, strijkbouten, van alles wat, Immers alles wat onze voorouders hebben uitgevonden is het mooiste wat er bestaat.

Maak ook een rondwandeling door de tuin met o.a. stationaire motoren, oude tractoren, landbouwmachines en diverse landbouwgereedschappen.














  
Na het bezoek aan het museum zijn we de grens overgestoken om goedkoop te tanken. In Schoonebeek zijn we even blijven steken in een voormalige turfstrooiselfabriek.





 Donderdag 27 september 2018.

Vandaag is het inpakken geblazen. We zijn nog even naar Blauwe Bessen Boerderij geweest om vleeswaren in te slaan. Voor het diner hebben we een tafel bij de Brasserie gereserveerd. Zo te zeggen het galgenmaal. Maar wat we voorgezet kregen loog er niet om.
Geweldig!

Vrijdag 28 september 2018.

Inpakken – sleutels caravan inleveren – op weg naar huis

Vandaag moet het dan, auto laden, de chalet ordelijk achterlaten, afrekenen en dan op weg naar huis.

Onze tussenstop is Waanders in Staphorst voor de lunch. Gea wil nog even kijken bij Stegeman in Rouveen. Dat is een stoffenzaak met een grote variatie aan stoffen en aanverwante artikelen.



Een groot gedeelte van de voorraad is geënt op de klederdracht.
  
  
En dan richting IJmuiden. Het verkeer was gelukkig niet zo druk, alleen bij de normale knelpunten liep het verkeer wat vast.

Deze vakantie sluiten we, zoals gewoonlijk, met een etentje bij de Thai aan de Kennemerlaan.

En volgend jaar zien we dan wel weer wat op ons pad komt.