dinsdag 27 augustus 2024

Website Perger.nl

 

Welkom

Welkom op de site van het geslacht Perger en Martijn. Op 12 januari 2008 zijn wij: Peter Perger en ik, Gea Martijn begonnen met het bouwen van deze site. Op deze site zullen de stamboomgegevens van onze families te zien zijn.

De families van Peter zijn:
• Perger en van Zijst,
• van der Linden, Valk en Baar

De families van Gea zijn:
• Martijn en Kok
• Borcheld en Klasens.
Tot op heden hebben wij van alle families nog niet de volledige gegevens. Wat we tot nu toe gevonden hebben zullen we op deze site plaatsen.

Verder zal ik ons even voorstellen.
Mijn naam is Gea Martijn en woon sinds 1989 samen met Peter Perger in IJmuiden. Ik ben een dochter van Albert Martijn en Johanna Borcheld en ben geboren in Gasselternijveen, een dorp in het mooie Drenthe.
Peter is een zoon van Pieter Perger en Jane van der Linden en is geboren in Amsterdam.


Sinds een paar jaar zijn Peter en ik op zoek naar onze voorouders. Dit blijkt geen hobby te zijn, maar een verslaving. Als je één antwoord hebt gevonden, komen er weer zo'n tien vragen bij.

Het is allemaal begonnen met een vraag van Henk Staal. Hij vroeg ons of wij voor hem naar het archief in Leiden wilden gaan om gegevens op te zoeken van de familie Martijn.
Henk Staal is helaas in november 2007 overleden. Hij was gehuwd met Zwaantje Martijn, een nicht van mij.

Wij willen iedereen bedanken die ons voorzien heeft van: informatie, foto's, rouwkaarten etc...

We hebben naast deze website ook een eigen weblog: http://gea-peter.blogspot.com/ hierin vertellen wij onze belevenissen nu we beide gepensioneerd zijn.


Peter Perger en Gea Martijn
Wijk aan Zeeërweg 184
1972 NW IJmuiden
Tel: 0255-514614
E-mail Gea: geamartijn@planet.nl
E-mail Peter: peter.perger@planet.nl

 Geschiedenis

 

Katuin, Albert


---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Albert KATUIN, van beroep arbeider, schaapsherder, geboren op donderdag 29 november 1860 om 01.00 uur te De Maten (Emmen). Van de geboorte is aangifte gedaan op 30-11-1860 door Albert Katuin, oud 26 jaar, van beroep arbeider, wonende te De Maten, gemeente Emmen, in tegenwoordigheid van: Johannes Mathewes Helfing, oud 34 jaar, van beroep timmerman, wonende te De Maten en Jan van Zevenberg, oud 46 jaar, van beroep commies, wonende te Zuidbarge, overleden op zondag 6 februari 1949 om 17.00 uur te Odoornerveen (Odoorn) op 88-jarige leeftijd. Van het overlijden is aangifte gedaan op 07-02-1949 door Roelof Zwiers, oud 67 jaar, van beroep arbeider, wonende te Valthe, gemeente Odoorn, begraven circa 1949 te Odoorn.

Gehuwd op 26-jarige leeftijd op vrijdag 17 december 1886 te Emmen (getuige(n): Gerrit Muller, oud 53 jaar, van beroep politiebediende, wonende te Roswinkel, gemeente Emmen, Roelof Wever, oud 34 jaar, van beroep politiebediende, wonende te Erica, gemeente Emmen, Henderikus Snijders, oud 28 jaar, van beroep arbeider, wonende te Nieuw Dordrecht, gemeente Emmen en Pieter Kloosterman, oud 37 jaar, van beroep veerbaas, wonende te Nieuw Dordrecht, gemeente Emmen) met Henderkien MIDDELJANS, 22 jaar oud, van beroep arbeidster, geboren op zondag 3 juli 1864 om 18.00 uur te Exloo (Odoorn). Van de geboorte is aangifte gedaan op 15-07-1864 door Hendrik Middeljans, oud 30 jaar, van beroep arbeider, wonende te Exloo, gemeente Odoorn, in tegenwoordigheid van: Johannes Matheus Neeling, oud 42 jaar, van beroep klerk, wonende te Exloo en Roelof Nijenhuis, oud 57 jaar, van beroep landbouwer, wonende te Valthe, overleden op dinsdag 19 maart 1901 om 98 uur te Odoorn op 36-jarige leeftijd. Van het overlijden is aangifte gedaan op 20-03-1901 A...Akker, oud 33 jaar, van beroep arbeider, wonende te Weerdingerveen en Douwe Visser, oud 49 jaar, van beroep arbeider, wonende te Weerdingerveen.


Foto graf Albert Katuin



Albert Katuin is de vader van Lammechien Katuin. 

Beschuldig van hekserij
De Odoorner schaapherder Albert Katuin beschreef een geval van toverij in het grensgebied tussen Weerdinge, Roswinkel en Ter Apel. Volgens hem was het in het arbeidersgezin Van der Ploeg niet pluis.
Vader Geert was overleden (in 1866) en de moeder, Katrina Brouwer, woonde omstreeks 1868 samen met haar zoon Roelof en dochters Kenna en Altje. Volgens de latere beschrijving van een schaapherder uit Odoorn, Albert Katuin, gooide een buurvrouw een erwt bij het huis neer die de volgende dag in een pad was veranderd, zaten de 's avonds geschilde aardappelen de volgende morgen vol zand en lag er 's morgens ook allemaal bloed in de keuken. Roelof raadpleegde een duivelbanner in Oost-Friesland, van wie hij een botje kreeg om op zijn borst te dragen. Een langskomende Duitser raadde hen aan scherpe scheermessen voor het huis te zetten (de volgende dag waren die verdwenen, wat Katuin niet verwonderde aangezien de Duitser een scharenslijper was). Katuin wist verder dat de jongens van de buurman de oorzaak waren van de plagerij. Die hadden namelijk varkensbloed door de plaggen van het dak laten lopen. (uit: Termen van toverij, Willem de Blecourt)
Albert Katuin maakt melding van dit verhaal in één van de brieven, gericht aan Hendrik Jan Oosting (1787-1879) te Assen. Hij was van 1832-1856 burgemeester van Assen. Hij was de grootvader van Willem Oosting, de oprichter van het Noorderdierenpark in Emmen.

De brieven komen voor in het familie-archief dat zich in het Drents archief in Assen bevindt.

 

Volgens kleindochter Johanna Lanting-Klasens, wonende in Valthermond, woonde haar opa aan de Torenwijk in Odoornerveen. Hij woonde in bij ene Philip Brouwer.

In het Kerkkrantje schreef ds. Van Lunzen bij de foto: "Daarna stierf te Odoornerveen, eveneens welverzorgd, ten huize van Philip Brouwer de oude scheper Albert Katuin, oud 88 jaren, 2 maanden en 1 week. Vele jaren leidde hij de schapen, na den vollen dag geweid te hebben, naar de avondlijke stallen. In den diepen avond van zijn leven heeft nu de Eeuwige Herder dit schaapje naar zijn hemelsche stal geleid. Wij konden de datum van zijn doop niet vinden."

Bron: Spitwark van de Historische Vereniging Carspel Oderen
nummer 4 - 2007 en 1 - 2008. 

 

Baptisme

Bron: Parenteel Salomons 1650-1999, deel II (Een geslacht van verveners, schippers en landbouwers afkomstig uit Gasselternijveen.

 Roelof Reiling en Geertruid Jans Theissens

Op de grafsteen van Gertruid Jans Theisens staat: 
"Gewis zij woont bij Hem, die zij in woord en daden, gevolgd heeft op Zijn stem op alle haar paden".

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

4.

 

Roelof Reiling (opa van Roelof Reiling. Geb. 13-05-1883) en Geertruid Theisens behoren tot de zeven eerste baptisten in ons land. Op zondagmorgen 15 mei 1845 laten Roelof Reiling en Geertruid Theisens zich door onderdompeling overdopen door Julius Köbner uit Hamburg. De andere vijf dopelingen zijn de eerder afgezette hervormde predikant van Gasselternijveen dr. Johannes Elias Feisser, de scheepskapitein Arend Speelman en de gebroeders Willem, Jannes en Hendrik Kruit. De onderdompeling vindt plaats in de wijk, achter de boerderij van Roelof Reiling. Dezelfde dag nog vormen ze de Gemeente van Gedoopte Christenen. Zo begint het Baptisme in Nederland. De weg waaraan de boerderij van Roelof Reiling staat heeft de naam Baptistenkade gekregen.
De boerderij is thans genummerd Baptistenkade 32.

Boerderij Roelof Reiling
Baptistenkade 32, nog niet gedempt
Foto genomen in 1963 

 

 

 

Baptistenkade 32
Foto genomen 2008 

Baptistenkade 32
Foto genomen 2008  

Zoon Jannes Reiling, (20-12-1846) (vader van Roelof Reiling. Geb. 13-05-1883) werd 104 jaar oud en is enige tijd de oudste inwoner van ons land geweest. Hij is eerst landbouwer in Gasselternijveen. In 1899 laat hij een boerderij bouwen in Drouwenermond. Naast landbouwer is hij vooral ook een niet onvermaarde lekenprediker in de baptistengemeente te Drouwenermond en omgeving.

 

 

5.

 

Op z'n honderdste verjaardag wordt hij geïnterviewd en op de vraag van een journalist hoe vaak hij gepreekt heeft, antwoordt hij in rijmvorm: "Ik denk meneer, zo'n duizend keer".

Hij is de stamvader van een aantal vooraanstaande predikanten in de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland. Achterkleinzoon Jannes Reiling (1923) is hoogleraar Nieuwe Testament in Utrecht. Achterkleindochter Lammechien Reiling, wordt onderwijzeres in Nieuwe Pekela. Zij is zevendedagsbaptiste en gelooft dat God wild dat zij de mensen in haar omgeving bekeert. Daarom schrijft, vouwt en bezorgt zij gedurende een groot aantal jaren meer dan 21.000 folders per maand en Nieuwe Pekela en wijde omgeving. Ze is daar vier uur per dag mee bezig. In totaal 100 folders met in totaal 1.750.000 exemplaren zijn door haar persoonlijk verspreid.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Jannes REILING, van beroep landbouwer, geboren op zondag 20 december 1846 te Gasselternijveen (Gasselte), overleden op zondag 29 april 1951 te Drouwenermond op 104 jarige leeftijd, begraven te Drouwenermond.
Gehuwd op 35 jarige leeftijd op dinsdag 23 mei 1882 te Wildervank met Lammechien FORSTEN, 21 jaar oud, geboren op vrijdag 3 mei 1861 te Wildervank (Stadskanaal), overleden op dinsdag 20 december 1949 te Drouwenermond op 88 jarige leeftijd, begraven te Drouwenermond.

 Jannes Reiling
100 jaar

 Jannes Reiling en
Lammechien Forsten

 

Foto graf Jannes Reiling en Lammechien Forsten

Foto graf
Jannes Reiling 

 Foto graf
Lammechien Forsten

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bron:www.baptistenstadskanaal.nl


6.

 

DE GESCHIEDENIS VAN DE BAPTISTEN GEMEENTE STADSKANAAL IN VOGELVLUCHT
"Op den stillen zondagavond van 15 mei 1845 begaf zich de broederschap naar de hoeve van Roelof Reiling aan de Nijveensche Mond".
Zo staat het in het boek van dr. G.A. Wumkes op bladzijde 27. Een beschrijving van de doopplechtigheid van een zevental personen, te weten Johannes Elias Feisser, Arend Speelman, Roelof Reiling en zijn vrouw Geertuida Reiling-Teissens en de gebroeders Willem, Jannes en Hendrik Kruit. De doop werd verricht door br. J. Köbner, lid van de baptisten gemeente Hamburg.
Een correctie van de beschrijving is op zijn plaats: 15 mei 1845 was niet op een zondag.
Dr. Wumkes had zijn veronderstelling van dopen op een zondagavond kunnen corrigeren daar in de bijlagen van zijn boek een brief van J. de Liefde aan J.E. Feisser is opgenomen, gedateerd: Zondag 13 april 1845!!! Volgens de eeuwigdurende kalender 1801-1999 klopt het dat 13 april op een zondag viel. Dat betekent dat 15 mei 1845 niet op een zondag viel maar op een donderdag!

DE EERSTE GEMEENTE
Hoewel er vreugde en vrede was over het feit dat de eerste "gemeente van gedoopte Christenen" in Nederland openbaar was geworden hadden de leden en dus de gemeente tal van tegenslagen en teleurstellingen te verwerken. Vriendschapsbanden kwamen onder druk te staan, huren van woningen werden opgezegd. Kortom: de gemeente stond tegenover een vijandige wereld.
Feisser beschikte niet over een goede lichamelijke gezondheid. De broeders Roelof Reiling (diaken van de gemeente) en Johannes Kruit gingen om beurten in de diensten voor. Zij hadden volgens Feisser de gave om de gemeente op te bouwen en te versterken. Later moest Feisser ook vaak de middagsamenkomst verzuimen vanwege zijn gesteldheid. In 1849 nam Feisser als voorganger afscheid van de gemeente en vestigde zich in Nieuwe Pekela. Zijn woning werd letterlijk afgebroken en in Nieuwe Pekela weer opgebouwd! Dit betekende niet dat de band met de gemeente werd doorgesneden. Heel vaak gingen Feisser en Speelman, die ook in Nieuwe Pekela woonde, naar de middagsamenkomsten van de gemeente. Op 2 juni 1865 overleed Johannes Elias Feisser.

 

EVANGELISTEN IN DE GEMEENTE
Na het vertrek van Feisser (1849) kwam de gemeente voornamelijk onder leiding van Roelof Kruit en Johannes Kruit tot stichting en opbouw van het geloofsleven bij elkaar.
Ook werden er gastsprekers uitgenodigd om, of in de zondagsdiensten, of in de wekelijkse bijeenkomsten het Woord van God te verkondigen.
In de zomer van 1855 werkte een evangelist, Merkhoff, uit de evangelistenschool van ds. J. de Liefde, vooral onder Duitse veenarbeider in Stadskanaal.
Een andere evangelist, K. Holleman, preekte in juli 1855 in de schuur bij Albert Wolters, Drouwenermond, lid van de baptistengemeente.
Ook E. Gerdes kwam in 1858 naar Stadskanaal om ter plekke en in de omgeving te evangeliseren. Later werd hij gedoopt en dus lid van de gemeente. (Gedoopt in een houten doopvont en warm water! Voor sommige baptisten een onwaardige doopvorm).

7.

 

In het najaar van 1858 vertrok Gerdes. Avondmaal vieren met nieuw bekeerden zonder gedoopt te zijn was het breekpunt tussen de gemeente en haar evangelist.
Ds. De Liefde vond dat het werk te Stadskanaal en omgeving voortgezet moest worden. Hij stuurde daarom zijn leerling Jacob Witmond. Deze preekte elke week bij A. Wolters in de schuur. Maar ook bij H. Kruit te Boerveenschemond en R. Reiling te Gasselternijveen ging hij in de samenkomsten voor.
Door de doop werd hij aan de gemeente verbonden en mede door zijn zegenrijke werk groeide de gemeente in 1864 naar 90 leden!
Weer ontstond er verdeeldheid over open en gesloten avondmaalsviering.
Witmond vertrok in 1865 naar Haarlem om daar zijn werk als evangelist voort te zetten.

HENDRIKADIUS ZWAANTINUS KLOEKERS
Oud China-zendeling Kloekers was op de hoogte gebracht van het baptisme in de Veenkoloniën. In november 1866 bracht hij een bezoek aan Stadskanaal en Groningen. Op de bidstond van 28 november 1866 besloten alle broeders en zusters van de gemeente Kloekers uit te nodigen onder hen te komen werken. Op 15 januari 1867 verbond hij zich aan de gemeente met een preek over 1 Cor.2:2. Hij kreeg te maken met "oppositie". Hij moest optreden tegen "ongedoopte gasten" en bovendien waren sommigen tegen het dopen in een doopvont.
De verplaatsing van de gemeente te Gasselternijveen naar Stadskanaal kreeg op 7 juli 1867 haar definitief beslag met de ingebruikneming van de kerk aan de Handelsstraat.
Kloekers' invloed op de gemeente werd duidelijk in beginselvastheid ten aanzien van de doop, het avondmaal en het geestelijk leven.
In 1875 werd Kloekers voorganger van de geïnstitueerde gemeente Nieuwe Pekela (7 november 1875). Hij woonde reeds in Nieuwe Pekela want in september 1870 was hij gehuwd met de weduwe van dr. Feisser.

HENDRIK KRUIT, BOER EN VOORGANGER
Een van de eerste zeven gedoopten, Hendrik Kruit, werd de opvolger van Kloekers. Onder zijn leiding werd in 1858 begonnen met zondagsschoolwerk in de Gasselterboerveenschemond.
Kruit was een zeer gezien figuur. Hij was zelfs langer dan 25 jaar gemeenteraadslid.
Bovendien heeft hij in de oprichting van de Unie (1881 te Foxhol) een rol gespeeld. Vanwege zijn opvatting over verzoening (die hij deelde met Kloekers) ontstond er een scheuring in de gemeente (1882). Een groep onttrok zich aan de gemeente.
Op 22 mei 1888 overleed H. Kruit.
Het werk in de gemeente werd door de ouderlingen J. Reiling en J. Stavast voortgezet.

OPBOUW EN UITBOUW VAN DE GEMEENTE
Op 16 februari 1890 deed ds. N. van Beek, komende van de gemeente Groningen, zijn intrede als voorganger.
Ds. Van Beek werkte o.a. aan de wederopname van de gemeente in Unieverband. En nadat de gemeente de Uniegemeenschap in 1886 verlaten had werd zij weer opgenomen in het jaar 1896.
Ds. Van Beek was in dubbel opzicht een bouwer. Door zijn leiding ontstond er in de gemeente een goed kader. Dat kader kon weer ingezet worden op talrijke plaatsen, waar ook namens de gemeente gewerkt werd.

 

8.

 

De post Musselkanaal kreeg in 1894 een eigen evangelisatielokaal. In Nieuw Buinen werd evangelisatiearbeid verricht vanuit het huis van J. Stavast. In Muntendam was ook een evangelisatiepost van de gemeente Stadskanaal. Hoewel het werk in Muntendam vanuit Foxhol begonnen was knoopte de groep na interne moeilijkheden de banden met Stadskanaal aan. De broeders van Beek, Reiling en Dethmers dienden de gemeenschap in Muntendam. In 1898 kon men daar over een eigen kapel beschikken.
Op 8 januari 1911 nam ds. N. van Beek afscheid van de gemeente. Hij vertrok naar Den Haag.

EEN DYNAMISCHE VOORTZETTING
Ruim 36 jaar heeft ds. Jan Willem Weenink in de oudste baptisten gemeente gewerkt. Van 4 juni 1911 tot september 1947. Deze zeer bekwame charismatische jongeman was in 1886 te Dieren geboren en afgestudeerd aan Spurgeon's college te Londen (1911).
Een onuitwisbaar stempel heeft ds. Weenink gedrukt op de gemeente en op landelijk niveau. Ja, zelfs buiten de gemeente om heeft deze voorganger veel gedaan. Hij was o.a. jarenlang voorzitter van het Groene Kruis.
Het houden van "jongeliedenvereniging" is legendarisch geworden. Oudere inwoners van Stadskanaal kunnen daarover meepraten. Dat werk resulteerde in het oprichten van de Nederlandse Baptisten Jeugd Beweging (N.B.J.B.) in het jaar 1925.
Verder was ds. Weenink betrokken bij het starten van de Unie Bouw Stichting (U.B.S.), Tabithawerk en het uitgeven van de zangbundel "Lofzangen en Gebeden".
Maar ook de gemeente groeide onder zijn dynamische leiding. In 1920 waren er 250 leden, in 1940 386!

Geertruida Reiling, dochter van J. Reiling en kleindochter van R. Reiling, vertrok in 1923 als zendeling naar (Belgisch) Kongo, nu Zaïre.
Ds. Weenink en zijn vrouw gaven een sterke stimulans om deze vrouw te ondersteunen door het oprichten van de Nederlandse Baptisten Vrouwen Beweging "Zusterhulp" (N.B.V.B.) in 1932. Kerstkisten met materialen enz. werden ingezameld en samengesteld en vervolgens verzonden naar het zendingsveld.

Het omvangrijke werk werd mede ondersteund door hulppredikers, zoals b.v. L. de Haan 1929 - 1930 en V. Brandt 1937 - 1938.
In 1927 werd de kerk van Musselkanaal gerestaureerd en vergroot.
In 1926 maakten br. en zr. Weenink een reis naar Australië om daar fondsen te werven voor de kerkbouw in Nieuw Buinen. Ook dat lukte wonderwel. Met financiële ondersteuning van broeders en zusters uit Australië kon men beginnen met de bouw van een kerkje aan het Dwarsdiep. In november 1928 werd het in gebruik genomen.

Het honderdjarig bestaan van de gemeente kon niet op de dag zelf worden gevierd vanwege de tijdsomstandigheden.
Maar op donderdag 11 juli 1946 kon de herdenkingsdienst, waarin ds. J.W. Weenink voorging, gehouden worden.

 

Vlak voor het vertrek van ds. Weenink werd de evangelisatiepost Musselkanaal tot een zelfstandige gemeente geïnstitueerd: september 1947, met 104 leden.

Aan een zegenrijke arbeidsperiode kwam een eind.
Ds. J.W. Weenink vertrok eind september 1947 naar Haarlem.

 

9.

 

HANDHAVING EN NIEUWBOUW
Na het vertrek van ds. J.W. Weenink naar Haarlem was de gemeente 2 jaar vacant.
Met de komst van ds. G.W. Tijman op 16 oktober 1949 kwam daar een eind aan.
Hoewel de post Musselkanaal met 104 leden in 1947 zelfstandig was geworden bleef men in Stadskanaal worstelen met ruimtegebrek. Plannen werden er gesmeed om tot nieuwbouw van kerk en pastorie te komen. De pastorie kon spoedig verwezenlijkt worden.
Ondanks het feit dat de migratie naar andere delen van het land volop aan de gang was kon de gemeente zich goed handhaven.
Op 2 oktober 1960 nam ds. Tijman afscheid en vertrok naar de gemeente Haarlem, evenals zijn voorganger ds. Weenink.

Baptistenkerk_Oud.jpg

  

Kerk Oud 

 Kerk Nieuw

Wat in de periode Tijman niet gelukte kwam in de werkperiode van ds. H.J. Stukker wel van de grond, n.l. een nieuwe kerk. Op 8 februari 1964 kon de nieuwe kerk aan de Handelsstraat 8a in gebruik genomen worden. De jeugdzaal kreeg de toepasselijke naam: ds. J.W. Weeninkzaal.
In februari 1967 nam ds. Stukker afscheid van de gemeente en vertrok naar Arnhem waar hij zijn overleden zwager opvolgde.
Op de dag van zijn afscheid werden er 36 zusters en broeders gedoopt.

WIJKGEMEENTEN NAAR ZELFSTANDIGHEID
Op 18 februari 1968 deed ds. O. Oldenburger, komend van Vroomshoop/Daalerveen zijn intrede. Onder zijn leiding mocht de gemeente in mei 1970 haar 125-jarig bestaan vieren. De gemeente was levendig en vitaal, getuige de 430 leden.
In mei 1970 werd de eerste spade in de grond gestoken voor een kerk in Plan ter Maars.
Op 5 juni 1971 was het zover: de nieuwe, tweede kerk, kon in gebruik worden genomen.
Ds. Oldenburger ging met de broeders en zusters mee naar de wijkgemeente Stadskanaal Zuid.
De wijkgemeente Stadskanaal Noord kreeg in ds. J.H. Hofman op 7 november 1971 haar nieuwe voorganger, terwijl de wijkgemeente te Nieuw Buinen in december 1973 br. P.G. Kroeze tot lerend ouderling kon benoemen.
In 1975 werden de wijkgemeenten zelfstandig. Stadskanaal Zuid op 23 mei 1975 en Nieuw Buinen op 30 mei 1975.

 

 

 

10.

 

VERDER ALS STADSKANAAL NOORD
De wijkgemeente Stadskanaal Noord werd als de voortzetting van de oude gemeente beschouwd. De gemeente bleef achter met een zeer grote kerk en de leeftijdsopbouw van de gemeenteleden was ook danig verstoord wat in de toekomst zou doorwerken in het verkiezen van ouderlingen en diakenen.
In oktober 1982 nam ds. J.H. Hofman na een werkperiode van elf jaar afscheid van de gemeente. Hij vertrok naar de gemeente Groningen Noord.
Op 8 april 1984 deed ds. P. Jager, komende van de gemeente Harderwijk, zijn intrede.

De gemeente Stadskanaal Noord heeft van 14 tot 28 mei 1995, als voortzetting van de gemeente Gasselternijveen/Stadskanaal, haar 150-jarig bestaan gevierd.

Ds. P. Jager vertrok op 26 augustus 2001 als voorganger naar de gemeente Hengelo.

Een vacante, kleiner wordende gemeente blijft achter, maar met de hoop dat de Heer het werk dat Hij eenmaal begonnen is niet laat varen.
Wij als gemeente Stadskanaal Noord hebben de opdracht om het evangelie van Onze Heer Jezus Christus zichtbaar, kenbaar en hoorbaar te maken tot Hij weerkomt in Heerlijkheid.

Als U nog meer wilt weten over de geschiedenis van onze gemeente of over de geschiedenis van het baptisme in Nederland dan kunt U dat vinden in de boeken van:

J. van Dam: Geschiedenis van het baptisme in Nederland.
Uitgave van de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland. 1970

Dr. G.A. Wumkes: De opkomst en vestiging van het Baptisme in Nederland. 1912.
Helaas niet meer verkrijgbaar. 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Onthulling Baptistenherinneringszuil 15 mei 2005
Op 15 mei 1845 werden in Gasselternijveen de eerste Nederlandse Baptisten gedoopt. In deze plaats herinnert een straatnaam (Baptistenkade) nog aan deze gebeurtenis. Velen denken dat de doop heeft plaatsgevonden aan de Baptistenkade in het vroegere hoofdkanaal van Gasselternijveenschemond. Dit is echter niet juist. Na historisch onderzoek kon de plaats van de doop worden vastgesteld.

Enkele baptisten broeders hebben het initiatief genomen om dit voor baptisten historisch stukje grond blijvend te markeren door het plaatsen van een herinneringszuil.

 

11.

 

Aangezien het van belang geacht werd dat dit initiatief gedragen wordt door een belangrijk deel van de Baptistengemeenschap zijn alle baptistengemeenten en baptistenorganisaties in Nederland aangeschreven.

 

Route: Gasselternijveen - Baptistenkade - Schreierswijk - Schreierspad.

BaptMonument_1.jpg

BaptMonument_2.jpg

BaptMonument_3.jpg

BaptMonument_4.jpg

BaptMonument_5.jpg

BaptMonument_6.jpg


Omstreeks 16.15 uur is de herinneringszuil onthuld door Ds. Chris Eijer (Leeuwarden) en Ds. Wigle Tamboer (Hoofddorp).

Nadere informatie treft u aan op de website: : www.Baptistenherinneringszuil.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.

 

De Alk

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Voor het huwelijk met Johanna Borcheld heeft Albert Martijn gevaren op de kustvaarder genaamd "De Alk".  

Hieronder informatie over het schip de ‘Alk',

De ‘Alk'
Afgebouwd in 1933 door NV Scheepswerf "Delfzijl" v/h Gebr. Sander Delfzijl.
Motor: oorspronkelijk een 4-cil. 4-tact "Brons", maar in 1958 voorzien van een 200 pk 6-cil. 4-tact "Albin" en in 1972 met een 200 pk 4-cil. 2-tact "Alpha"; 200 brt. Nederlandse vlag, (224 Zweeds, 236 voor verlenging onder de Deense vlag).
Gebouwd als ‘Globe' voor Johannes Beck, Groningen.
1937 - verkocht aan H. Oorburg, Groningen, herdoopt in ‘Alk'.
22 nov. 1948 - gezonken na een aanvaring ter hoogte van Kalmar, Zweden, terwijl het voor anker lag, onderweg met een lading piekijzer van Amsterdam naar Helsinki, De aanvaring vond plaats om 11 uur 's avonds met het Zweedse zeilschip met hulpmotor ‘Lisa', dat in ballast voer. Eén lid van de bemanning van de ‘Lisa' kwam om, maar de ‘Lisa' redde de opvarende van de ‘Alk' en bracht deze in Oskarshamn aan de wal.
Juli 1952 - vlotgebracht door Fagelgren & Co., voor Martin H. Wiren, Kalmar.
1954 - weer in de vaart gebracht als ‘Sundia'.
1957 - herdoopt in ‘Globe'.
20 febr. 1960 - aan de grond gelopen op Nedjan Rock, Simrishamn, bij goed zicht, onderweg van Karlshamn naar Lübeck met een lading steenblokken, en binnen enkele minuten gezonken, gelicht door een Duitse bergingsmaatschappij en na lossing door de assuradeuren Sea Assurance verkocht aan Svend Gundmansen, Hundested, die het schip te Køge repareerde en herdoopte in ‘Birte Halskøv'.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13.

 

Schilderij "Alk":
Noordelijk Scheepvaartmuseum
Groningen
Schilder: G.G. Martens, 1951

Schilderij "Alk":
Hangt thuis bij Gea Martijn
(zijn dochter)

 

 

Derk Boerma

De boerderij van Meester Derk Boerma.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Dit is de woning waar Hendrik Klasens met zijn gezin in 1937 heeft gewoond.
Het adres was toen A 168 Exloo, in het linker gedeelte van de boerderij.

In deze boerderij woonden twee gezinnen.
1. Hendrik Klasens met zijn gezin
2. de familie Kamps.

De familie Kamps woonde aan de rechter kant van de boerderij met het nummer A167.

Nu is het Hoofdstraat 35 te Exloo en is nu van de Fam. Philips. Kijk ook eens op hun website, hier is een verhaal te lezen over het huis. www.philipsart.nl

 Toen A 168 en A 167. Nu Hoofdstraat 35 te Exloo

 

 

14.

 

 

 Hoofstraat 35 Exloo

 

 

 Aan de rechterkant van de deur is nog het nummer te zien
(A167).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15.

 

Goede Herder Kerk Borger

Hendrik (Henk) Klasens heeft een dodelijk ongeval gehad in de Goede Herder Kerk.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Gereformeerde Kerk

De geschiedenis van de Gereformeerde Kerk hier ter plaatse is samen te vatten met de letters: VVV. Ze staan voor Vertrouwen, Verwachting, Volharding.

Als we naar het begin van de Gereformeerde Kerk kijken in 1835, dan is uit de notulen van die tijd te proeven hoe een sterk gevoel van Vertrouwen de keuze heeft bepaald om als 'Afgescheidene Gereformeerde gemeente' te gaan beginnen.

(Voor bijzonderheden, zie: I. 't Hart / N. van Huizen, 'De verwachting blijft', uitgegeven ter gelegenheid van 150 jaar Gereformeerde Kerk te Borger).

In 1841 werd in de hof van Berend Diemer naast zijn huis een kerkje gebouwd (hoek Hunebedstraat / Kleine Brinkstraat). Later, in 1897, verrees op een andere plek een nieuw kerkgebouw. In 1961 werd de 1e steen gelegd voor een totaal nieuw kerkgebouw (en in 1980 de 2e steen voor een aanzienlijke uitbreiding en aanpassing van de kerk uit 1961).

Ook de gemeente zelf ging in die ruim 150 jaar door een veranderingsproces heen. Veranderingen die niet konden uitblijven, maar die velen op diverse momenten ook pijn en moeite kostten.

Kenmerkend voor de Gereformeerde Kerk waren de jaarlijkse huisbezoeken bij alle leden van de kerk. Door velen positief gewaardeerd, door anderen getypeerd als hinderlijke bemoeizucht (ook al werd dat niet zo openlijk uitgesproken)!

Kerk-zijn ging en gaat ook gepaard met talloze vergaderingen. In de beginjaren gebeurde dat onder primitieve omstandigheden: bij petroleumlicht en turfvuur. Slechte verlichting, vooral 's winters. Bij voorkeur vergaderde men met lichte maan. Ds. Bronsema was in die tijd beroepen op een salaris van fl.600 per jaar + 15 mud aardappelen en turf.

 

 

 

16.

 

 

Dominees kwamen en gingen en velen lieten hun 'sporen' na.
Ds. Franssen kwam met het idee om de bijbelwoorden 'Ik ben de Goede Herder' aan te brengen op het kerkgebouw, en die naam ('Goede Herder kerk') draagt het gebouw nu na de federatie-vorming.
Ds. de Lange vervaardigde destijds de preekstoel en het overige liturgische meubilair.

 

Brand boerderij K. Pot

Krantenknipsel brand boerderij Klaas Pot en Hendrikje Kok

Hendrikje Hoeve 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Op 30 april 1932 betrekt de familie de nieuwbouw boerderij op Linde (Zuidwolde) genaamd; "Ruimzicht" door brand verwoest op 10 oktober 1935, van deze boerderij is daardoor geen foto van. De nieuwe boerderij was genaamd; "Hendrikje Hoeve", op de foto rechts Barbera Pot met de toenmalige huurders. Midden jaren 50 is de familie Kool eigenaar geworden, waarvan dochter Marga Kool de schrijfster wel het meest bekend.

 

 

 

 

 

 

 

 

17.


Krantenknipsel brand

 

VEE VINDT DEN DOOD IN DE
VLAMMEN
-------------
Felle brand te Zuidwolde
(Van onzen correspondent)

Balkbrug, 11 Oct. - In 't naburige Linde, gelegen onder de gemeente Zuidwolde, brak gistermiddag brand uit en een naast de boerderij van den heer K. Pot staand stookhok. Doordat er veel wind was, welke juist in de richting van de boerderij woei, geraakten vonken van het vuur onder de pannen van de boerderij en daar het achterhuis met riet was bedekt, stond de boerderij weldra in lichte laaie.
In allerijl werd het hoornvee naar buiten gebracht, doch het vuur ontwikkelde zich zo snel dat de boerderij weldra één vuurzee was. Hierdoor was het niet mogelijk het overige vee, bestaande uit een paard, een zeug met negen biggen, acht zouters, een vet varken en drie geiten te redden, zoodat dit vee een jammerlijke dood in de vlammen vond. Ook de geheele inboedel, landbouwinventarisatie , de groote voorraden haver, rogge en hooi, werden een prooi van het vuur, terwijl ook een belangrijk gedrag aan papiergeld is verbrand.

De motorbrandspuit van Zuidwolde was spoedig ter plaatse, doch kon tegen de vuurzee niets uitrichten, te meer, daar het water op ongeveer 300 à 400 M. afstand moest worden gehaald en hoewel men brandslangen voldoende had, duurde het geruime tijd, eer met de blusschinswerkzaamheden een aanvang kon worden genomen. De boerderij was voor drie en een half jaar gebouwd en gold als een der mooiste boerderijen uit de omgeving. De schade is zeer aanzienlijk en wordt, voor zoover de inboedel, inventaris en veestapel betreft, slechts gedeelte door verzekering gedekt, daar de, varkens en de voorraden graan onverzekerd waren en de overige inventaris slechts laag.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18..

 

Limburgsmuseum_Venlo

PERSBERICHT
inlichtingen
Sef Derkx/Ad van Pinxteren
Telefoon
077-352 21 12

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Julius Perger fotografeert Maasbrug

DE EERSTE FOTO'S VAN VENLO
Het Limburgs Museum heeft onlangs bij een gespecialiseerde galerie in het westen van het land de hand weten te leggen op acht bijzondere foto's. Het zijn waarschijnlijk de eerste foto's ooit gemaakt in Venlo. De opnames tonen de bouw van de brug over de Maas. De werkzaamheden hiervoor startten in september 1864. Op 25 mei 1865 werd de brug in gebruik genomen. De opnames zijn van Julius Perger (1840-1924), een Duitse fotopionier die zich in Den Haag had gevestigd. De originele afdrukken zijn vanaf zaterdag 11 juni tot en met zondag 4 september aanstaande te zien in het Limburgs Museum. Vanwege hun lichtgevoeligheid worden ze geëxposeerd in een speciaal kabinet.

Als Julius Perger in april of mei 1865 in Venlo arriveert, is de brug ver gevorderd. Er wordt nog gewerkt aan de oprit en het eerste brugsegment aan de Blerickse kant. Daar staan steigers. De fotograaf heeft zich keurig gekweten van zijn taak. Het project is nauwgezet in beeld gebracht. Maar het zijn ook mooie foto's. Het lijnenspel van de balken zorgt voor symmetrie. De brug is een monumentaal object, een indrukwekkende schepping van kundige ingenieurs en bouwers. Perger laat mensen poseren. Hij positioneert ze op strategische plekken. Ze geven een idee van de maten van de brug. De personen staan stokstijf, kijken recht in de camera of hebben hun blik afgewend. Er komt onbedoeld nog iets anders tot uitdrukking door de poserende figuren: de scheidslijn tussen heren en mannen. De heren dragen onberispelijke kostuums en hebben een hoge hoed op, de mannen hebben werkkleding aan en een pet op. Perger was een van de fotografen die het sterk veranderend landschap van de tweede helft van de negentiende eeuw heeft vastgelegd. Hij en zijn collega's fotografeerden de bouw van bruggen, waterwerken en de aanleg van spoorverbindingen. Ze waren gespecialiseerde fotografen die werkten in opdracht van ingenieurbureaus, aannemers en overheden. De afdrukken hebben een formaat dat afwijkt van de huidige standaardprints.

 

19.

 

De foto's van Perger zijn circa veertig centimeter breed en twintig centimeter hoog. Het zijn zogenaamde albuminedrukken. Het papier werd gecoat met in water opgelost eiwit dat vermengd was met zout en een zilver-nitraatoplossing.

Met de bouw van de eerste brug over de Maas bij Venlo werd begonnen in september 1864. Europa werd in die jaren razendsnel ontsloten door het spoor. De stoomtrein maakte het mogelijk vlot, veilig en comfortabel te reizen.

 

De Nederlandse regering had de grensstad Venlo een belangrijk rol toebedeeld in het internationale treinverkeer. Wie naar Duitsland wilde reizen, stapte in Venlo over. De belangrijkste spoorlijn in Zuid-Nederland - die van Breda naar Maastricht - liep over Venlo. In het licht van die ontwikkelingen was een brug over de Maas natuurlijk noodzakelijk. De kosten werden betaald door het rijk en de gemeente. Venlo kreeg het recht bruggeld te heffen De brug was ingericht voor enkelspoor, met een weg voor voetgangers en rijtuigen aan elke zijde van de rails. Op 25 mei 1865 werd de brug in gebruik genomen. De rijtuigen, de paarden en het vee moesten stapvoets en zonder te stoppen over de brug gaan. Het drijven van kuddes of loslopend vee was alleen mogelijk op bepaalde tijden. Er moesten voldoende begeleiders zijn om toezicht op het vee te houden. Inhalen was niet toegestaan.

Vijftien minuten voor de komst van een trein werd de brug gesloten voor het overige verkeer. De combinatie van verkeersbrug en spoorbrug zorgde voor veel problemen. In 1881 stuurde de gemeenteraad een brief naar de minister, waarin werd geklaagd over de lange wachttijden. Door het komen en gaan van treinen moest het publiek soms een uur wachten. De aangekondigde komst van de spoorverbinding Venlo-Nijmegen zou de situatie alleen nog maar verergeren. De raad verzocht de minister om een tweede brug aan te leggen. De regering beschikte positief. Op 25 november 1886 liep heel Venlo uit om getuige te zijn van een spektakelstuk: de oude brug werd een stukje verschoven in zuidelijke richting. Daardoor kwam op de pijler ruimte vrij voor een tweede brug. Korte tijd later kon die in gebruik worden genomen.

De brug die Julius Perger fotografeerde staat veel 75-plussers uit Venlo en Blerick nog in het geheugen gegrift. Op vrijdag 10 mei 1940 schrokken ze wakker door een enorme dreun. Rond kwart over vier die ochtend liet het Nederlandse leger de bruggen de lucht invliegen. Niet lang na de inval konden de verkeersbrug en de spoorbrug al weer provisorisch worden gebruikt. De oeververbindingen werden in het najaar van 1944 de oorzaak van een grote tragedie. Dertien maal werden ze vanuit de lucht door de geallieerden aangevallen. De opzet mislukte keer op keer. De bommen vielen op Venlo en Blerick. Honderden inwoners lieten het leven of raakten gewond. Op 25 november 1944 bliezen de Duitsers de bruggen op.

 

20.

 

De Maas werd frontlinie en bleef dat tot 1 maart 1945, de dag van de bevrijding van Venlo. In de weken erna traden velen zonder het te beseffen in de voetsporen van Julius Perger. Ze togen naar de Maas om de verwrongen resten te vereeuwigen. De bruggen werden een icoon van de puinstad Venlo.

Limburgs Museum   Keulsepoort 5          5011 BX Venlo
www.limburgsmuseum.nl
telefoon 077-352 21 12

dinsdag tot en met zondag 11-17 uur
tweede pinksterdag 11-17 uur
overige zondagen gesloten 

 

Spaanse griep

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Spaanse griep
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Lammechien Boerma, echtgenote van Hendrik Klasens is overleden aan de Spaanse griep.

De Spaanse griep is een beruchte griepepidemie uit de jaren 1918-1919. Deze wereldwijde epidemie eiste naar schatting 20 tot 100 miljoen doden, een aantal dat het totale dodental van de Eerste Wereldoorlog ruimschoots overtreft. Het virus dat de Spaanse griep veroorzaakte was van het type H1N1.

Geschiedenis
Hoewel het de Spaanse griep genoemd wordt, ligt de oorsprong van deze ziekte naar alle waarschijnlijkheid in de Verenigde Staten. De laatste inzichten willen dat de Amerikaanse soldaten, die in de Eerste Wereldoorlog naar Europa gezonden werden, tegen meer dan 30 ziekten ingeënt werden. Waarschijnlijk heeft dat niet alleen de weerstand van de soldaten ernstig verminderd maar ook een virusmutatie opgeleverd. Dit nieuwe virus, van het subtype H1N1, heeft uiteindelijk geleid tot de pandemie.

Het virus vertoonde zich voor het eerst in maart 1918 op de militaire basis Fort Funston in Kansas en verspreidde zich van daaruit naar andere legerbases in de VS. Met het serieus op gang komen van de Amerikaanse troepenzendingen naar Europa, begon het zijn tocht over de aardbol. Aanvankelijk was het virus niet dodelijk, maar dat veranderde al snel. In Spanje, waar geen oorlogscensuur bij de media heerste, sloegen de kranten groot alarm toen verschillende mensen aan het virus stierven. De dood trad in na enkele dagen van koortsaanvallen die aan griep deden denken. Zo kreeg het virus zijn nogal misleidende naam. De Spaanse griep begon met hoge koorts, hoesten, spierpijn en keelpijn. Gevolgd door extreme moeheid en flauwtes. Men verloor zoveel energie dat men niet meer kon eten en drinken. De ademhaling werd steeds moeilijker, binnen enkele dagen gevolgd door de dood. De Spaanse griep had de opmerkelijke eigenschap om jonge volwassenen te treffen. Dit in tegenstelling tot echte griepepidemieën, waarbij met name kinderen en senioren de ziekte krijgen en laatstgenoemden de grootste risico's lopen.

 

 

21.

 

In augustus 1918 had de helft van de Amerikaanse soldaten in Europa de ziekte: 43.000 man overleefden het niet (dit is bijna de helft van het aantal Amerikanen dat in Europa stierf: aan het front vielen zo'n 50.000 man). De ziekte sloeg snel over naar andere legerkorpsen, ook de Duitse.

Toen de oorlog in november 1918 eindigde en soldaten terugkeerden naar hun landen, werden ze overal ter wereld feestelijk onthaald. Door deze wereldwijde massabijeenkomsten verspreidde het virus zich als een schokgolf. In de VS stierven 675.000 mensen, in Frankrijk 200.000, in Engeland 400.000, in Nederland 27.000. Enorme klappen werden uitgedeeld in India en Rusland, waar miljoenen stierven. Al met al lijkt het erop dat maar liefst 20% van de toenmalige wereldbevolking besmet raakte. In totaal een half miljard mensen. De meest voorzichtige schattingen komen op 20 tot 40 miljoen doden. En net zo snel als het kwam, verdween het virus ook weer: eind 1919 was het voorbij.

Historici zijn het erover eens dat de Spaanse griep de loop van de geschiedenis wellicht ingrijpend heeft beïnvloed. Zo kreeg de Amerikaanse president Woodrow Wilson de Spaanse griep tijdens de vredesonderhandelingen in Versailles in 1919, maar hij herstelde. Er wordt gesteld dat door zijn afwezigheid bij de besprekingen de eisen aan het verslagen Duitsland strenger waren geworden.

 

Risicogroep
Het meest bevreemdend van de Spaanse griep was de groep mensen waarin de mortaliteit het hoogst was. De gangbare risicogroepen bij de jaarlijkse "gewone" griepgolven zijn ouderen en jonge kinderen. Van dezen vormt de groep ouderen verreweg de grootste risicogroep, waarbij het sterftecijfer als gevolg van de griep het hoogst is. Zuigelingen en peuters tot en met 4 jaar hebben over het algemeen nog antilichamen (immuniteit) overgedragen gekregen van de moeder, voornamelijk door borstvoeding. De Spaanse griep echter, had de hoogste mortaliteit in de leeftijdsgroep 14- tot 21-jarigen. Na het onderzoeken van de longen van personen die aan de Spaanse griep zijn gestorven en in Alaska zijn begraven is het virus nagemaakt. Hieruit bleek dat de griep vooral de mensen in de leeftijdsgroep 20 tot 40 jaar trof en het virus dus de sterkste immuunsystemen opzoekt. Dit zou ook weer het geval kunnen zijn met de volgende epidemie.

Oorsprong
Er bestaan tenminste drie theorieën over de oorsprong van het virus.

Sommige onderzoekers nemen aan dat de oorzaak van de griep een gemuteerd varkensvirus uit China was, dat via Chinese spoorwegarbeiders misschien in de VS belandde.

Anderen denken dat de sleutel tot deze ramp in het Amerikaanse leger ligt, waar het virus immers begon. In het leger werd geëxperimenteerd met de vaccinaties voor de soldaten die naar Europa zouden gaan. Iedere Amerikaanse soldaat kreeg destijds 14 tot 25 vaccinaties toegediend. Men speculeert dat het virus ontstond uit een van deze combinaties, die zo resulteerden in een onbedoeld biochemisch wapen: een buitengewoon onverwacht effect van de Amerikaanse oorlogsdeelname. Het grondprincipe bij vaccinaties is dat men de betreffende ziekte in een uiterst kleine dosis toegediend krijgt, waarna het lichaam voldoende antistoffen kan aanmaken om de ziekte te overwinnen. Met 14 tot 25 vaccinaties raakte het afweersysteem makkelijk overbelast. Bovendien was hier sprake van experimenten met soldaten (onvrijwilligen) als proefpersonen.

22.

 

Volgens geruchten werden ook dierziekten zoals varkenspest bij de vaccinaties toegediend. De exacte gegevens zijn echter nog steeds een militair geheim.

Een derde theorie is dat het vogelvirus spontaan muteerde in Fort Riley, Kansas. In dit fort fokte men kippen en varkens voor eigen gebruik. Een kok zou besmet kunnen zijn geraakt met het virus, dat vanuit de kippen via de varkens dus bij de mens aankwam. Door mutatie was het virus in staat om besmetting van mens tot mens tot stand te brengen.

In september 2005 zijn microbiologen van het US Armed Forces Institute for Pathology erin geslaagd om het virus opnieuw te maken. Het onderzoek was gebaseerd op viraal RNA uit de long van een soldaat die in 1918 was gestorven. De eiwitmantel van het virus had structuur H1N

Trivia
In Duitsland werd de ziekte aanvankelijk de Vlaamse griep genoemd.
De Spaanse koning Alfonso XIII werd ook ziek en dronk op een gegeven moment een fles Bacardi-rum leeg. De volgende dag was de koorts weg. Sindsdien staat op elke fles Bacardi het Spaanse koninklijk wapenschild afgebeeld.
A.M. de Jong beschrijft in zijn boek Frank van Wezel's roemruchte jaren de mobilisatie, en ook de Spaanse griep. De bestrijding met alcoholhoudende drank werpt ook hier zijn vruchten af.

 

Valther veenbrug

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hendrik Klasens heeft gewerkt aan de Valther veenbrug.
Wegen door het veen. Voordat ze in vanaf het midden van de 16de eeuw werden afgegraven en ontgonnen, waren de uitgestrekte veengebieden in het noorden van het land nauwelijks toegankelijk.

De enigen die er zich waagden, waren jagers en lieden die op zoek waren naar moerasijzererts. Om door het verraderlijke veen te reizen, werden paden aangelegd van naast elkaar gelegde boomstammen. In de buurt van deze boomstamwegen zijn veenlijken gevonden, misschien offers. Door de chemische samenstelling van het veen zijn ze, hoewel sterk ingedroogd, goed bewaard gebleven.

Op de foto ziet men een gedeelte van een veenweg die in 1926 is gevonden bij Exloo.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

23.

 

Hij dateert uit de IJzertijd en is ongeveer 2.600 jaar oud

KlasensHendrik_veenbrug_1.jpg

 Hendrik Klasens, 1e persoon rechts vooraan.
Foto genomen in 1936

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bron: Spitwark, maandblad van de Historische Vereniging Carspel Oderen. 
Geschreven door: Roelof Hoving

Veenwegen, een beter woord dan veenbruggen, zijn uniek voor Valthe. Ze kwamen ook voor in de andere veenstreken van Oost-Nederland, tussen Drenthe en Friesland en in Noordwest Duitsland.
Van alle houten wegen en voetpaden, die in de loop der tijden in het veen zijn aangetroffen, is in ons land zeker de Valtherbrug de meest bekende. De golf van belangstelling, die de ontdekking van deze houten weg heeft teweeggebracht, is treffend beschreven door Dr. L.J.F. Janssen (Drentsche Oudheden, Utrecht 1848): 'Nimmer werd er in ons vaderland eene oudheidkundige ontdekking gedaan die algemeener en grooter belangstelling opwekte, dan die van den houtweg of de brug in het jaar 1818 tusschen Valthe en Ter Apel onder het veen gevonden.

 

De eenzame en lage plaats, en de diepte van plusminus 0,75 el waarop zij onder het veen ontdekt werd, de groote uitgestrektheid (meer dan twee uren gaans) waarop zij kon worden nagespoord, den eenvoudige samenstelling (uit gladgekapte en naast elkaar gevleide denneboompjes en uit planken), en de verbazende krachtsinspanning die daartoe moet zijn in het werk gesteld, verwerkten eene zeldzame beweging en weetgierigheid bij allen, die vatbaar waren voor belangstelling in de gedenkstukken der vaderlandsche oudheid'.

Onderzoek in het veen
Sinds het begin van de 19e eeuw is er veel over de Valtherveenbrug gepubliceerd, maar toch is er over de oorspronkelijke ligging van deze veenbrug, in het bijzonder aan de Drentse zijde, veel onduidelijkheid. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de oudere gegevens niet altijd nauwkeurig zijn te lokaliseren.

24.

 

De Valther veenbrug is in 1818 voor het eerst wetenschappelijk onderzocht door de Hoofd-Ingenieur bij den Waterstaat en der Publieke Werken, J.W. Karsten. Het rapport over de brug is in zijn geheel afgedrukt in de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1958. Hij heeft een aantal putten gegraven, de soort weg beschreven, tekeningen ervan gemaakt en het verloop van de weg proberen te reconstrueren.
Het bleek bij onderzoek dat sommige delen van de weg gemaakt waren van planken en andere delen van boomstammen, rustend op onderleggers. Karsten was in staat de weg over 12 kilometer te volgen, namelijk vanaf een zandhoogte ten westen van Ter Haar (bij Ter Apel) tot aan Valthe.

KlasensHendrikVeenbrug_2.jpg

De door Karsten gepubliceerde kaart van het verloop van de Valtherbrug. (Uit: Nieuwe Drentse Volksalmanak 1958)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

25.

 

Wat is een veenbrug?
Een veenbrug is een houten constructie waardoor de draagkracht van het oppervalk wordt vergroot en men ook in slechte perioden een begaanbaar pad ter beschikking heeft. Gezien echter de groei van het veenpakket (met name veenmos) zal zo'n veenweg na verloop van tijd door het veen overwoekerd worden, maar daardoor zal de weg van de lucht worden afgesloten en niet verrotten.
Om zo'n weg aan te leggen, moest men heel vaak de ondergrond egaliseren. Vaak gebruikte men daarvoor takkenbossen. Om het draagvlak zo groot mogelijk te maken, wat het hoof doel was, heeft men meestal een fundering aangebracht. De breedte van de veenwegen was veelal tussen de 2.70 meter en 3 meter en daardoor breed genoeg, want uit onderzoek is gebleken dat de spoorbreedte van de wagens destijds nauwelijks meer dan 1 meter was. Planken en boomstammetjes werden naast elkaar gelegd op onderleggers, die in de lengterichting over het veen lagen. Soms waren er houten pennen verticaal tussen of door de planken en stammetjes geslagen om wegdrijven te voorkomen. Er is berekend dat voor de gehele weg ongeveer 50.000 stammen en planken nodig zijn geweest.
Een deel van dit hout is zeer goed bewaard gebleven in het veen, zodat men dit in de 19e eeuw weer ging gebruiken om er onder andere varkenshokken van te bouwen.

In welke tijd is de weg gebouwd?
Uit de datering is gebleken dat de weg uit ca. 350 jaar vóór Christus stamt en deze tot de prehistorische veenwegen behoort. Abusievelijk is gedacht dat het een Romeinse weg was, gelegd in de eerste vier eeuwen van de jaartelling. Dat blijkt niet te kloppen. De Romeinen hebben er niets mee te maken.

Hoe is men op dit idee gekomen?
Een Romeins geschiedschrijver meldt dat in het jaar 15 na Christus een bevelhebber, na een niet succesvolle campagne in het gebied tussen Eems en Weser, de opdracht kreeg zich terug te trekken naar de Rijn over de pontes longi (lange bruggen). Hierbij zou het gaan om een voetpad dat eerder door een Romeins commandant was aangelegd.

Het is dus niet verwonderlijk dat men bij het vinden van de Valther veenweg dacht dat het om deze brug zou gaan. De later elders gevonden veenwegen werden aan de Romeinen toegeschreven, maar in de Zuidoosthoek van Drenthe, hebben de Romeinen aan de bouw part noch deel.
Pollenanalystisch onderzoek en met name radioactieve koolstofdatering zijn twee wetenschappelijke methoden van onderzoek die hebben leren inzien dat in het Neolithicum (jongere Steentijd) de eerste veenwegen voorkwamen.

26.

 

Die periode (Neolithicum) duurde in deze streken van ongeveer 4400 voor Chr. tot 2100 voor Chr. en toen leefde men voornamelijk van de landbouw en veeteelt.

 

Op de jonge Steentijd volgde de Bronstijd (tot ± 750 voor Chr.) en daarna kwam de IJzertijd, die tot aan het begin van de jaartelling duurde. Onderzoek toont aan dat de meeste veenwegen zijn aangelegd in de Bronstijd en IJzertijd, dus tussen 2100 voor Chr. tot het begin van de jaartelling. De Valtherweg wordt gedateerd tussen 500 en 200 voor Chr.

Waarom deze wegen?
Het doel van de veenwegen zal in de eerste plaats geweest zijn om deze als verkeersweg te gebruiken. Daarnaast wordt wel eens gesteld dat de mens uit die tijd offers bracht bij deze wegen in het veen. De vondsten wijzen inderdaad op deze plechtigheden die daar hebben plaatsgevonden.

 

 

Veenbrand 1917

Veenbrand_3.jpg

------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Harmans Borcheld heeft Geesje Klasens leren kennen tijdens de veenbrand van 1917.

Het ging goed mis toen in mei 1917, midden in de woelige oorlogsjaren, toen een paar argeloze veenarbeiders een vuurtje gingen stoken om hun koffie op te warmen en niet de nodige voorzichtigheid in acht namen. 
Al de turf stond nog op het veld en doordat het dagenlang mooi weer was geweest was ze kurkdroog. Aangewakkerd door een felle wind joeg het vuur alles vernietigend over het veld, de mensen die overal aan het werk waren voor zich uit jagend in een overijlde vlucht.
De turfschipper Albert Brands met zijn vrouw en zes kinderen dachten een veilig heenkomen te kunnen vinden in hun ijzeren praam, maar de turf die op het dek was opgestapeld vatte vlam en ze kwamen allen op een verschrikkelijke manier om het leven. Het gezin telde twaalf kinderen, twee waren onder de wapenen en bewaakten onze grenzen, vier logeerden bij familieleden.
Overal speelden zich trouwens hartverscheurende taferelen af van mensen die door het onberekenbare vuur werden ingesloten, jammerlijk omkwamen of, in uiterste nood, in de veenwijken sprongen en de door zich telkens onder te dompelen zich nat wisten te houden. Zestien mensen, onder wie nog een moeder met twee kinderen uit een ander gezin, schoten het leven erbij in.
In Valthermond, Weerdinge en Emmercompascuum gingen ver over de honderd woningen in vlammen op.

27.

 

Om het te kunnen redden hadden verschillende mensen hun meubilair in het water gegooid. Zelf moesten ze vaak door het water waden om het vege lijf te redden, omdat ook de meeste houten bruggen waren verbrand.
De gewone blusmiddelen waren totaal onvoldoende om de brand te stuiten. Daarom werden brandweerkorpsen uit Den Haag en Rotterdam gerekwireerd die met stoombluswagens op het toneel verschenen. Ook onderdelen van het garnizoen in Assen werden ingezet bij het bestrijden van de brand.
Op 22 mei en daarop volgende dagen kwam de regen de blussers te hulp maar het duurde nog tot 8 juni voordat de verwoestende vlammen totaal waren gedoofd. Pas toen kon men de enorme omvang van de catastrofe vaststellen.


Veenbrand_1.jpg

Het nieuws over de veenbrand verdreef zelfs de oorlogsberichten van het Westelijk front van de voorpagina's van de landelijke dagbladen. "Zij die deze ramp hebben meegemaakt zijn voor hun verdere leven getekend", schreef de plaatselijke pers.
Koningin Wilhelmina en prins Hendrik kwamen vier dagen na het uitbreken van de brand al naar Drenthe om de noodlottige gevolgen van de brand in ogenschouw te nemen. Wagens vol dekens en kleren reden in hun gevolg mee. Zij bezochten niet alleen het terrein van de brand, maar onderhielden zich ook heel lang met de berooiden, die tijdelijk in kerken en scholen waren ondergebracht.
Zij stapten over vonders en door greppels en toen de verschrikte burgemeester van Odoorn de koningin op een gegeven moment waarschuwde, dat zij niet over een wrak bruggetje moesten gaan antwoordde de koningin: "Burgemeester er is niets dat niet kan als het moet". De aanwezige autoriteiten hielden hun hart vast, maar zij ging er wel over heen.
Tot achter in de monden ging de tocht en daar werd aan boord van een tjalkschip de hulpverlening besproken. 
Veenbranden keerden regelmatig terug. Ook in 1921 werd het veengebied rond Emmen door een grote brand geteisterd, maar de schade was van veel beperktere omvang dan in het oorlogsjaar 1917, toen men de turf zo bitter nodig had, omdat Duitsland de grenzen voor de uitvoer van kolen had gesloten. Ongeveer drie duizend dagwerk turf viel ten prooi aan de vlammen.
Vaak was onachtzaamheid de oorzaak, maar dikwijls was ook baldadigheid in het spel. Er zijn zelfs gevallen bekend, dat turfbulten opzettelijk op gezag van de vervener in brand werden gestoken om de verzekeringspremie te kunnen innen, maar ook om de prijs van de turf, die door de branden schaarser was geworden, op te jagen.

28.

Het zijn niet allemaal lieve jongens geweest, die hun kost in het veenbedrijf probeerden te verdienen. Men vond de stoute zowel onder de werknemers als onder de werkgevers.

Bron: Boekje van Joh. Drenthen, geboren op 10 juli 1914 te Smilde.
         I.S.B.N 90.6950 004 3
         Uitgeverij Noordbroek/Groningen


In 1917 is er een zeer grote veenbrand in Drenthe. De Haagsche brandweer wordt gevraagd voor assistentie en "rukt uit" met een net aangeschafte Benz autospuit en een van de drie Automobielstoomspuiten.

Hieronder volgt een verslag uit de lokale pers.
Tijdens een doopdienst in de eerste kerk in Nieuw Weerdinge vond er in Emmen een grote veenbrand plaats. In mei 1917 was er een grote veenbrand waarbij op 24 mei van dat jaar zelfs de brandweer uit Den Haag kwam helpen! Mensen die niet meer konden vluchten, gingen in de wijken staan en overgoten zich telkens met water. Mensen die wel tijd hadden om te vluchten dumpten eerst nog hun spullen (meubels en beddengoed) in het water. 
De brand eiste aan 16 mensen het leven, waaronder een schipper met vrouw en zes kinderen. 
Hij dacht dat zijn stalen schip onbrandbaar was en het daarin wel zouden overleven. 
Hij had geen rekening gehouden met de brandbare turf aan boord en het gezin werd helaas levend geroosterd.

Voor het blussen van de achtergebleven vuurhaarden werden autospuiten uit het westen ingezet, maar ook deze konden weinig uitrichten. De slangen verbrandden. Deze brand heeft landelijke bekendheid gekregen, mede door het bezoek van koningin 
Wilhelmina en prins Hendrik die op 25 mei 1917 Valthermond bezochten. 
Wilhelmina liet zich door niets tegenhouden om de gevolgen van de veenbrand te aanschouwen".

Veenbrand_4.jpg

Uit: "Verslag omtrent de Brandweer der Gemeente 's-Gravenhage over het jaar 1917"

 

29.

 

De commandant schrijft "24 mei: Hulpverleening voor den veenbrand in Drenthe".
Op verzoek van Z.E. den Minister van Binnenlandsche Zaken werd door den Burgemeester machtiging verleend om uit te rukken naar den veenbrand, welke in Drenthe reeds groote offers geëischt had. Mij juist te vergadering van de Ned. Brandweervereeniging te Rotterdam bevindende, gaf ik aan den oudsten 1en Brandmeester, die mij per telefoon ingelicht had, last, direct met de motorspuit No 2 rijdende naar Emmen te vertrekken, maatregelen te treffen voor het vervoer van een autostoomspuit en zorg te dragen voor een volledige uitrusting en bemanning. De motorspuit kwam na een reis van ruim 12 uur te Emmen aan. Ontving daar orders voor het gebied rond het plaatsje Weerdinge en na vele moeilijkheden overwonnen te hebben werd den 25ste Mei 's-middags 2.30 uur met de blusching een aanvang gemaakt. De stoomspuit vertrok op 24 mei te 1 uur n.m. van het Centraal station de Brandweer naar het station der Staatsspoorwegen en werd daar op een gereedstaanden wagon geladen en met den trein van 1.45 uur n.m. naar Emmen vervoerd. Met veel oponthoud onderweg, waarbij het personeel den nacht in Coevorden moest doorbrengen, kwam de stoomspuit met hare bemanning den volgenden morgen te 7 uur te Emmen.
Te 9.30 uur werd met eigen kracht Weerdinge bereikt en na uren van inspanning werd, voer een zand- en veenweg, de plaats van opstelling in het Noordveen ingenomen."



Vele inwoners van de streek trachtten de Hagenaars aan het verstand te brengen, dat een veenbrand niet kon worden geblust. 
Maar de Hagenaars, die vanwege alle moeilijkheden en gezwoeg geen bezwaar meer te groot vonden, gaven steevast als antwoord: "Wacht maar af, als wij eenmaal beginnen, zetten we heel Emmen onder water".
De autostoomspuit bluste een oppervlakte van circa 10 ha brandende veengrond af zoals ook de autospuit stukken veen met een totale oppervlakte van ca. 10 ha had geblust. 
Daarna ging de autostoomspuit naar Emmer Compascuum om daar ongeveer 6 ha veenbrand en oerbrand grondig te blussen. 
Op 31 mei vertrok de autospuit naar Weerdinge, waar de stoomspuit op sleeptouw werd genomen naar Emmen.
De volgende dag werden beide voertuigen bij het station van Emmen op aldaar gereedstaande platte wagons gereden, waarna de trein 's morgens vroeg naar Den Haag vertrok. 
De bemanning moest in Utrecht de voertuigen achter laten en kwam 's avonds in Den Haag aan. De volgende morgen werden de spuiten van het station afgehaald en naar de Prinsestraat gereden. De bijstandsactie had tien dagen geduurd. 
Dag en nacht hadden de Haagsche brandweerlieden gewerkt. Ze hadden kort geslapen in stoffige schuren en zich praktisch niet kunnen verschonen. 
Voor hun inzet kregen ze twee dagen extra verlof.

30.

Na terugkeer werd er van de "helden" en hun spuiten een staatsiefoto gemaakt.

Veenbrand_5.jpg

 

 

Weddenschap ZZ

Verslag van een verloren Weddenschap om af te vallen, geschreven door Hilda Mattiesing.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Zeeduivel
(Het maandblad voor het personeel van het Zeeweg Ziekenhuis in IJmuiden)

Weddenschap
Er zit een aantrekkelijk kant aan het lichtzinnige, want daar hoort het verrassingselement bij.
Veel mensen komen er helaas nooit aan toe eens toe te geven aan een impuls, en misschien zo de verrassing die het leven zo levendig maakt. Het afgelopen jaar welk jaar (welk jaar?) gaf ik eraan toe.
Voor mij eerder een goed idee dan een lichtzinnige weddenschap. Met een aantal collega's zou ik wat gaan afslanken, wel nodig, wat de meesten die me kennen direct zullen beamen.
Een aantal kilo's in een bepaalde tijd. Harry Martijn, begiftigd met een inventief brein, had voor alle deelnemers een contract opgesteld met bijbehorende tegenprestatie. Voor mijn gevoel deed ik aardig mijn best, maar op één of andere manier lukte het net niet. Een simpele kilo deed me struikelen. Toen kwam het verassingelement al om de hoek kijken, Harry bleek een collega verliezer.

31.

 

Dit maakte me enigszins wantrouwig.

We hadden namelijk dezelfde tegenprestatie, een ochtend (en) respectievelijk een dag werken in verpleeghuis Velserduin. Harry kende Velserduin van binnen en van buiten, dus dacht ik even wat is hij van plan?

Het wantrouwen was geheel ongegrond, dat bleek later wel. Wel, op 13 december (jaar?) reed ik richting verpleeghuis Velserduin. Ik kende aardig de weg, maar mijn oriëntatievermogen in een bebouwde kom is niet zo best, dus miste ik prompt de afslag en kwam aan de achterkant uit. Een extra rondje in een lichte sneeuwsluier. Ik meldde me bij het nachthoofd, die me onthaalde met een kopje koffie. Even later kwam Harry en gingen we naar afd. A4. De ontvangst was leuk, de jungledrums van verpleeghuis Velserduin werken net zo efficiënt als die van het Zeeweg Ziekenhuis. Veel mensen wisten van de weddenschap. Ik verkleedde me in de badkamer, maakte kennis met de rest van het personeel en we gingen aan het werk. We werden allebei aan iemand gekoppeld. Het was puur verzorgen van de bewoners. Voor Harry een terugblik op zijn tijd in verpleeghuis Velserduin, voor mij een vergelijking met een verzorgingstehuis in Haarlem, waar ik 9 maanden heb gewerkt. Psycho-geriatrie vergt aardig wat van je geestelijke en lichamelijke conditie. Ik heb respect voor het werk dat gedaan wordt. Er waren nog enkele bekenden onder de bewoners die dan toch heel anders op je overkomen.

 

Het is ook niet te vergelijken met een ziekenhuis. Wel, aangezien we aardig in het personeel zaten die dag, kwam iemand met het onzalige idee om de bedden maar eens goed te soppen. En daar werd mee bedoeld, GRONDIG. Maar we hadden toch nog tijd om even uit het raam te kijken. Uitzicht op het park met bijbehorend beestenspul.
We keken naar een geit, die volgens zeggen al zo'n slordige 6 maanden drachtig was. Aangezien ik van geiten erg weinig verstand heb, zou ik het eerder toeschrijven aan een goede conditie, uitbundig en lekker eten. Mijn sympathie ging dan ook direct uit naar dit dier.

Er volgde nog een rondleiding, door Harry die me praktisch het hele gebouw heeft laten zien. De fysiotherapie vond het een mooie weddenschap, of we nog eens zoiets op touw konden zetten. De hele onderneming werd als positief ervaren en dat hebben we gemerkt.
Inmiddels was Gea Martijn gearriveerd met een fototoestel. Ze was net een kwartier te laat om haar broer en mij, samen met de bewoners en collegae de was te zien sorteren en opvouwen. Dat was trouwens een hele gezellige aangelegenheid.
Ik hen het zelf heel prettig gevonden en ik ben er zeker van dat dit ook voor Harry geldt.

Langs deze weg, hartelijk dank aan alle betrokkenen, die ons hebben opgevangen, begeleid en geplaagd. Mocht één van de lezers eens een impuls krijgen, die misschien wat lichtzinnig lijkt, (maar het achteraf niet blijkt te zijn,): gewoon toegeven.
In ieder geval ben ik weer een ervaring rijker, nu alleen nog wat kilo's armer.

 

Hilda Mattiesing

32.

 

Wie was Wemeltje

---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Wie was Wemeltje Kruit?
Wemeltje Kruit werd op 1 september 1887 in Gasselte geboren in een arm arbeidersgezin. In haar jeugdjaren werkte ze bij boeren op het land en in de huishouding. Ze trouwde met Kornelis Borcheld, die huisschilder was en betrokken een woonwagen in Gasselte op het terrein waar nu de ijsbaan is, rechts achter in de hoek. Ze kregen een zoon Douwinus Gesinus (Douwe) Borcheld, die door een zuster van Wemeltje werd opgevoed. Haar man, Kornelis Borcheld, die een zwakke geestelijke gezondheid had, werd af en toe verpleegt in een inrichting.

Wemeltje voorzag in haar eigen levensonderhoud, ze wilde geen financiële steun, door als koopvrouw (marskraamster) in de gemeenten Gasselte, Gieten en Borger haar waren uit te venten. Een grote bagagedrager voor op de fiets, een houten koffer daarop, waar van alles in zat. Ook leverde ze in veel gezinnen jaarlijks een scheurkalender of Enkhuizer Almanak. Ze had haar zaakjes goed in orde. 

Wemeltje_fiets.jpg

Wemeltje_standbeeld.jpg

Toen haar woonwagen in een slechte staat verkeerde, stelde de gemeente een woning beschikbaar naast camping de Hoefslag in Gasselte. Wemeltje heeft zich daar nooit thuis gevoeld.

Wemeltje_huisje_oud.jpg

Wemeltje_huisje_nieus.jpg

Huisje toen Wemeltje Kruit
er woonde

 Huisje zoals in gebruik door
camping de Hoefslag

Tot op hoge leeftijd was ze nog in weer in wind met haar handeltje langs de weg. 
Ze overleed op 27 september 1963 in het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen. Ze was toen bijna 76 jaar oud. Een zeer bekend dorpsfiguur was heengegaan. Een eerlijke, vriendelijke vrouw met een groot plichtsgevoel. Een vrouw, die op een voetstuk geplaatst mag worden.

20.000 gulden voor Wemeltje
In haar beste jaren zal de legendarische marskraamster Wemeltie deze omzet waarschijnlijk nooit hebben gehaald, maar voor haar standbeeld, dat volgend jaar (1995) in haar woonplaats Gasselte worden geplaatst, is 20.000 gulden bij elkaar gebracht. Het gaat om een initiatief van mevrouw S.J. Kroezenga.

33.

 

De gemeenteraad stelde vorig jaar (1993) 10.000 gulden beschikbaar onder voorwaarde dat de bevolking hetzelfde bedrag op tafel zou leggen.

 

De Gasselters namen de uitdaging aan en het bedrag kwam er. In de raadscommissie liet mevrouw Kroezenga een wasmodel zien van het beeld, dat wordt gemaakt door de kunstenaar Bert Kievit uit Mantinge. Dat beeld wordt gegoten uit brons en wordt anderhalve meter hoog.
Wemeltje is terug in Gasselte (uit het Nieuwsblad van het Noorden 19.06.1995)

Gasselte - Wemelie Kruit staat weer langs de weg in Gasselte. 
Het inmiddels legendarisch geworden koopvrouwtje staat sinds zaterdag waar ze volgens de Gasselters op hoort: op een voetstuk. Bert Kiewiet uit Mantinge heeft haar met haar opoefiets vol negotie "levendig" in brons weten te vereeuwigen. Haar zoon Douwinus onthulde het beeld van zijn moeder vol trots: "Gewonen mensen krijgen geen standbeelden".
Wemeltje Kruit (1887-1963) was een geziene dorpsfiguur, die niet van de bedeling wenste te leven, toen haar man niet meer voor inkomsten kon zorgen. Zij ging met handel langs de deuren. Of je het nu nodig had of niet, er werd van haar gekocht. En werd er een cent teveel gegeven. Wemeltje kwam die later terugbrengen, want ze noteerde alles precies. 
Na haar overlijden werd ze gemist in het dorp. En al is dat alweer ruim dertig jaar geleden, de herinnering aan haar is nog altijd levend. Een keer per jaar is de carnavalsvereniging "Het Meul'n dobbegie serieus. Dan wordt gestreefd naar het bereiken van een goed doel. Sjoerdje Kroezenga, de adjunct van Prins Koenraad, opperde twee jaar geleden het idee voor een standbeeld van Wemeltje. Er is in het dorp veel gelachen, toen dat bekend werd. Maar toen het geen grap bleek, werd er gul geofferd. Ook door tal van oud-Gasselters. Zelfs de gemeente deed royaal mee.
Na twee jaar actie was het zaterdag zo ver. Het weer was niet al te best, maar daaraan stoorde Wemeltje zich nooit. En dus togen nu de dansmariekes, de harmonie en de Raad van Elf in de richting van "de oude dorpsbrink" waar het beeld nog even achter het silhouet van haar eveneens legendarische woonwagen. Op een mooi toeristisch punt bij de befaamde pannenkoeken boerderij.

Wemeltje_onthulling_1.jpg





Wemeltje_onthulling.jpg

 Onthulling van het standbeeld 
door haar zoon 
Douwinus Borcheld.

 Familie Borcheld.

34.

 

Veel volk was op de been om Wemeltje weer te zien. Kiewiet kreeg applaus: “Dat is ze. Sprekend". Er is inmiddels een stichting Wemeltje opgericht die het beeld zal onderhouden, bakker Timmer lanceerde speciaal Wemeltje-gebak en dichter Gerard Nijenhuis had een gedicht aan haar gewijd, dat hij nu ook even kon voordragen: "Zij was 't die vrij was as 'n vogel in zien vlucht....".

 

Het gedicht geschreven door Gerard Nijenhuis

GedichtKruitBorcheldWemeltje.jpg

Bert Kiewiet is overleden, de maker van het standbeeld van Wemeltje Kruit. 
(gegevens van TV Drenthe)
Mantinge - Beeldend kunstenaar Bert Kiewiet uit Mantinge is zondag 30 augustus 2008 op 90 jarige leeftijd overleden. Op veel plaatsen in Drenthe zijn bronzen beelden van hem te vinden zoals de Brugafdraaier in Annerveenschekanaal, "de Boer met de melkbussen" in Nijeveen en de "Grondwerker" in Linde. De dood van Kiewiet heeft tot droefenis geleid bij kunstminnend Drenthe. Kiewiet wordt op zaterdag 6 september in besloten kring gecremeerd.