vrijdag 9 november 2018

Veenhhuizen 2018


Van Leiden naar de kolonie Weldadigheid in Drenthe.

Hendrik MARTIJN, van beroep lakenwever, sjouwer, arbeider, schrobbelaar, kolonist, geboren te Leiden, gedoopt (Hervormd) op zondag 17 maart 1793 te Leiden, Hooglandsche kerk, overleden op donderdag 13 maart 1873 om 04.00 uur te Leiden, in de Kaarsenmakersstraat op 79-jarige leeftijd. Van het overlijden is aangifte gedaan op 13-03-1873 door Samuel Koppeschaar, oud 76 jaar, zonder beroep, wonende te Leiden in de Kaarsenmakersstraat en Fredrik Moonen, oud 60 jaar, zonder beroep, wonende te Leiden, in de Kaarsenmakersstraat, beide bekende van de overledene. Is analfabeet.
Zoon van Michiel MARTIJN, van beroep opperman en Fijtje (Sophia) THOMASSEN.

Gehuwd op 21-jarige leeftijd op vrijdag 24 juni 1814 te Leiden (getuige(n): Nicolaas Stiva, oud 22 jaar, Lakenmaker, wonende op de Uiterstegracht, Jacobus van den Ouneele, oud 64 jaar, sjouwer, wonende in de Baatstraat, Hendrik van den Ouneele, oud 26 jaar, sjouwer, wonende in de Baatstraat en Jacobus Lefebre, verkoper van naalden en spellen, wonende op de Hogewoerd, welke na gedane voorlezing, benevens de contracterende partijen hebben verklaard niet te kunnen schrijven) met Maria BLANSJAAR (BLANSCHAERT), 24 jaar oud, van beroep spinster, arbeidster, geboren op zaterdag 24 april 1790 te Leiden, gedoopt op maandag 26 april 1790 te Leiden, overleden op maandag 9 januari 1865 om 11.00 uur te Steenwijkerwold, in de kolonie Willemsoord op 74-jarige leeftijd. Van het overlijden is aangifte gedaan op 11-06-1865 door Petrus Constantinus van Rijp, oud 68 jaar, zonder beroep en Leendert den Ouden, oud 27 jaar, van beroep arbeider, beide wonende in Steenwijkerwold. Is analfabeet, dochter van Karel BLANSJAAR (BLANSCHAERT), van beroep lakenwever, en Johanna LEFEBRE.

Uit dit huwelijk:
1.         Machiel MARTIJN
2.         Anna MARTIJN
3.         Maria MARTIJN
4.         Johanna MARTIJN
5.         Hendrik MARTIJN .
6.         Sophia MARTIJN
7.         Karel MARTIJN
8.         Maria MARTIJN
9.         Willem MARTIJN

De familie Martijn is opgezonden naar Drenthe naar de (Maatschappij van Weldadigheid).

Registers
Men kan zich de bevolkingsadministratie van de Maatschappij van Weldadigheid het best voorstellen als een lange rij bevolkings- of inschrijvingsregisters naast elkaar. Eén groot register, waar alle bewoners van de Maatschappij samen in staan, bestaat niet.

De bewoners van de Maatschappij waren in categorieën ingedeeld, zoals onder meer kolonistengezinnen, wezen, vondelingen, bedelaars en veteranen. Elke groep had zijn eigen register. Zodoende werd men in het bevolkingsregister ingeschreven van de categorie waartoe men volgens de maatstaven van de Maatschappij behoorde.

In het inschrijvingsregister voor veroordeelde bedelaars en vrijwilligers vinden we de familie Martijn terug. [archief Rijkswerkinrichting Veenhuizen en Ommerschans inv. nr. 424 deel CDE fiche 4+]

Maatschappij van Weldadigheid
Bedelaarskolonie de Ommerschans kwam voort uit een initiatief van generaal Johannes van den Bosch (1780-1844). Hij richtte in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid op, om de armoedige volksklasse van Nederland te helpen door "arbeid, onderwijs en onderhoud te verstrekken en hen tot hogere beschaving, verlichting en weldadigheid op te heffen". Hij stichtte landbouwkoloniën in afgelegen gebieden in Oost-Nederland om armen te werk te stellen. 


Voor de probleemgevallen afkomstig uit de zogenoemde vrije kolonies richtte de Maatschappij in 1819 een strafkolonie in bij de voormalige Ommerschans, in 1822 gevolgd door Veenhuizen. Daarnaast werd in de Ommerschans in 1820 een bedelaarsgesticht geopend in de vorm van een kazerne van 120 bij 120 meter. Het immense gebouw bood plaats aan duizend kolonisten, waarbij (al dan niet getrouwde) mannen en vrouwen strikt van elkaar gescheiden werden. Later breidde de Ommerschans uit tot 2.000 bewoners. De paupers konden door hard te werken hun vrijheid terugverdienen. Ze ontgonnen het land, dat vervolgens aan succesvolle kolonisten uit de vrije koloniën in pacht werd gegeven. 

Zo kwamen er zeventien boerenbedrijven in de omgeving tot stand. Naast ontginningswerkzaamheden was er fabrieksarbeid te verrichten. De Ommerschans telde onder meer een spinnerij, kleermakerij, schoenmakerij, touwslagerij en manden- en klompenmakerij.

"Wie niet werkt, zal niet eten"
In de praktijk bleek het stelsel moeizaam te functioneren. Eenmaal in de kolonie was de weg terug naar de maatschappij voor velen een hopeloze onderneming. Het werk was loodzwaar, de verdiensten minimaal, het rantsoen gebrekkig en de medische situatie uiterst belabberd. Het basisprincipe "wie niet werkt, zal niet eten" werd tamelijk letterlijk nagevolgd. 


Zieken en zwakken moesten het stellen met één warme maaltijd per dag. Het sterftecijfer op de schans bedroeg meer dan 50 op de duizend inwoners. Tientallen mensen zaten onschuldig in de kolonie gevangen, omdat ze ten onrechte voor bedelaar waren aangezien. Pas vanaf 1843 was een rechterlijke veroordeling voor verwijzing naar de bedelaarskolonie noodzakelijk.

Gebrek aan perspectief
De erbarmelijke situatie was de Maatschappij van Weldadigheid slechts ten dele aan te rekenen. Lokale overheden en regionale tuchthuizen stuurden massaal invalide bewoners naar Ommen, die niet in staat waren te werken. Vanaf 1827 gold de Ommerschans formeel ook als verpleeginstelling. Meer dan 60% van de populatie was (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. De Ommerschans werd een vergaarbak voor iedereen die in de samenleving niet kon meekomen. 


Voor de vrijgelaten bewoners was er intussen weinig perspectief op werk en inkomen, zodat velen na verloop van tijd terugkeerden. Uiteindelijk nam het Rijk in 1859, na aanhoudende financiële problemen, het beheer van de Maatschappij van Weldadigheid over. De kolonie werd in 1890 definitief ontmanteld. Aan de rand van het gebied ging men met een opvoedingsgesticht voor ontspoorde jongens verder, een voorloper van de huidige TBS-instelling Veldzicht in Balkbrug. Ironisch genoeg is het kerkhof vrijwel het enige wat van de Ommerschans resteert. Hier liggen ruim 5.400 kolonisten onder vermelding van hun registratienummer begraven. De dodenakker vormt het tastbare bewijs dat de experimentele bedelaarskolonie op een mislukking was uitgelopen.

Inschrijvingen in het register van Veenhuizen




De familie Martijn is op 19 februari 1826 ingeschreven. Hendrik Martijn is onder nummer 1906 ingeschreven. Maria Blansjaar is onder nummer 1907 ingeschreven.

Hendrik Martijn, geboren 13-03-1793
Maria Blansjaar,  geboren 24-04-1790
Overleden: nee
Kinderen: 4
Opzending: 19-02-1826
Desertie: nee
Burg.staat: G
Gebroken gezin :
Naar: Veenhuizen
Straf: 0
Leger: Ja
Geloof:
Stamboeknr: 706
Ontslagen: 22-01-1831
Staat opzending:
Overleden: nee
Kinderen: 4
Opzending: 19-02-1826
Desertie: nee
Burg.staat: G
Gebroken gezin:
Naar: Veenhuizen
Straf: 0
Leger: nee
Geloof:
Stamboeknr: 707
Ontslagen: 27-06-1833
Staat opzending:



In het inschrijvingsregister wordt ook een signalement bijgehouden.

Hendrik Martijn
Maria Blansjaar
Lang: 5 Voet 2 duim
Aangezicht: lang
Voorhoofd: rond
Ogen: bruin
Neus: ordinair (normaal)
Mond: idem
Kin: breed
Haar: donkerbruin
Wenkbrauwen: idem
Merkbare tekenen: een hart getatoeëerd op de linker arm
Lang: 5 Voet
Aangezicht: rond
Voorhoofd: rond
Ogen: blauw
Neus: ordinair (normaal)
Mond: idem
Kin: rond
Haar: lichtbruin
Wenkbrauwen: idem
Merkbare tekenen: geen



Hendrik Martijn treedt in Militaire Dienst op 22 januari 1831.

Hendrik Martijn en Maria Blansjaar worden opnieuw ingeschreven bij de Maatschappij van Weldadigheid in Drenthe. Dit op eigen verzoek (zie brief Sub. Commissie Leiden)


Hendrik Martijn, geboren op 13-08-1793; plaats van herkomst: Leiden; godsdienst: herv.; aangekomen op 12-05-1837; ingeschreven in Willemsoord als kolonistenvader.
Ingeschreven als wonende op hoeve: 124 (inv.nr. 1361); 28 (inv.nr. 1361); 131 (inv.nr. 1362); 141 (inv.nr. 1362); 37 (inv.nr. 3013); 37 (inv.nr. 3014); 12 (inv.nr. 3015); 24 (inv.nr. 3015); 37 (inv.nr. 3015).

Bijzonderheden:
Is kolonist, van de Subcom Leiden, vervanging H.Onvlee, uit de contrib.
Op aankomstdatum geplaatst in kolonie III, Willemsoord.
Op 29-03-1838 als arbeidershuisgezin naar Veenhuizen I, nr.63.
Op 18-04-1843 terug naar Willemsoord.
Gehuwd met Maria Blansjaar, geboren 24-04-1790 te Leiden en overleden op 09-01-1865.

Maria Blansjaar, geboren op 24-04-1790; plaats van herkomst: Leiden; godsdienst: herv.; aangekomen op 12-05-1837; ingeschreven in Willemsoord als kolonistenmoeder; overleden op 09-01-1865.
Ingeschreven als wonende op hoeve: 124 (inv.nr. 1361); 28 (inv.nr. 1361); 131 (inv.nr. 1362); 141 (inv.nr. 1362); 37 (inv.nr. 3013); 37 (inv.nr. 3014); 12 (inv.nr. 3015); 37 (inv.nr. 3015).


 

 

                                 Brief Sub. Commissie Leiden december 1836
 
tekst brief

Kopij Extract



                   Leijden den 19 December 1836
                   9 Januari 1837 N 25 in advies
                   naden 21 April 1837 N 11


                   Wij hebbende eer der Perm. Commissie bij
                   dezen te antwoorden op hare twee
                   missiven de dato 9 dezer door te zenden
                   1 Ad missive, etc
                   2 Ad missive van den dag N3a, een
                   bewijs van vrijwillig vertrekken naar
                   de  Koloniën van den voorgedragenen
                   kolonist H. Martijn en dezelfs
                   huisvrouw Maria Blansjaar benevens
                   den verlang der staat volgens
                   model A van het reglement voor de
                   subcommissien: waarbij wij het volledigst
                   getuigenis kunnen geven van
                   's mans geschiktheid voor veld arbeid
                   ons verheugende over het vertragen der vorst
                   herinneren wij den P.C. aan
                   het dagelijks verwacht wordende
                   winterweder.

                          Wij zien de nadere etc. en hebben
                          de een ons te vernemen.

                         Namens de Leydsche subcommissie
                         Johannes Tiberius Bodel Nijenhuis
                         Voor Extract  Conform
                         Secretaris van de Permanente
                         Commissie der Maatschappij van
                         Weldadigheid

        Aan de Perm. Comm.
        Der staats van
 


Kolonie III Willemsoord aangekomen op 12-05-1837
 
In 1820 kocht de Maatschappij van Weldadigheid in Steenwijkerwold in de provincie Overijssel heidevelden aan. Daar legde zij de vrije Kolonie Willemsoord aan, 14 kilometer en dus ongeveer twee uur stappen ten zuidwesten van de proefkolonie Frederiksoord. In Willemsoord kon de Maatschappij planmatig te werk gaan, omdat ze nauwelijks rekening hield met de bestaande infrastructuur van heidepaden. Er kwam een lintbebouwing van bijna honderd hoeves.

Inschrijving Hoeve 124 (12-05-1837 tot 29-03-1838) – huisje is afgebroken
Willemsoord
Amsterdamselaan



 Kolonie VI Veenhuizen I, nr.63. 

Op 29-03-1838 wordt het gezin als arbeidershuisgezin naar Veenhuizen I, nr. 63 overgeplaatst, dit op eigen verzoek. Zie brief hieronder.

 Inschrijving Veenhuizen 1e Gesticht op 29-03-1838


Brief verzoek om vrijwillig overgeplaatst te worden naar Veenhuizen als arbeidersgezin.

Aan het begin van de 19de eeuw bestond de buurtschap Veenhuizen uit zeven hoeves en een kerkhof. Daaromheen lagen akkers en boomgaarden, en in het rivierdal hooi- en weilanden. Via zandwegen en paden kon de plek vanuit de nabijgelegen dorpen worden bereikt, maar door hoogveen en natte heide was het gebied moeilijk begaanbaar. De inwoners weidden er schapen, staken turf en verbouwden boekweit.

In 1822 kocht de Maatschappij van Weldadigheid de buurtschap en veengronden van Veenhuizen en de eerste kolonisten maakten de landerijen klaar voor agrarisch gebruik. Uit het hoogveen staken ze turf en van minder venige lagen brandden ze de toplaag af, tot aan het onderliggende zand. Vervolgens werden de percelen geploegd en zo geschikt gemaakt als bouw- of bosland. Van alle Koloniën van Weldadigheid was deze tweede onvrije Kolonie de meest ambitieuze, onder meer door de bouw van drie grote gestichten.

In 1859 nam de Nederlandse rijksoverheid het gebied met zijn toentertijd 10.000 inwoners over en veranderde de Kolonie gaandeweg in een strafinrichting. Veenhuizen werd een “gevangenisdorp” voor landlopers en bedelaars – in de Maatschappijtijd woonden er ook wezen en weduwen – en later voor gedetineerden. Het dorp functioneerde min of meer zelfstandig dankzij de landbouw en de vele werkplaatsen.

Op 18-04-1843 komt het gezin terug naar Willemsoord.
Inschrijving Hoeve 131 (18-04-1843 tot 13-03-1845)
Willemsoord
Amsterdamselaan 4






Inschrijving Hoeve 141 (13-03-1845 tot  08-10-1846)
Noordwolde (Steggerda)
Westvierdeparten 3
 




Inschrijving Hoeve 37 (09-10-1846  tot 24-05-1862)
Willemsoord
Steenwijkerweg 198






Inschrijving Hoeve oud 12 nieuw 275 (25-05-1862 tot 17-09-1864)
Willemsoord
Steenwijkerweg 189





 
Inschrijving Hoeve oud 24 nieuw 287
(17-09-1864 tot 18 -03-1865)
Willemsoord
Steenwijkwerweg 177

Maria Blansjaar is overleden op 09-01-1865)










Van Google maps, de rode dotjes geven aan waar de huisjes hebben gestaan.



Hendrik Martijn is na het overlijden van Maria Blansjaar teruggegaan naar Leiden, waar hij op 13-03-1873 is overleden.